Taalmodellen - Metamodel
3 belangrijke vragen over Taalmodellen - Metamodel
Van wie is het metamodel gemodelleerd?
Wat is het doel van het metamodel?
Noem de metamodel taalpatronen en geef de vraag die je kunt stellen om dit patroon te bevragen.
2. Eeuwige waarheid: Volgens wie?
3. Oorzaak > Gevolg: Hoezo zorgt O dat G gebeurt?
4. Complexe equivalentie (A=B) : In welk opzicht betekent dit hetzelfde als dat?
5. Vooronderstelling: Hoe...?
6. Alles of niets uitspraak: Altijd? Nooit?
7. Modale operatoren van noodzaak en mogelijkheid: Wat zou er gebeuren als je het (niet) deed? Waar let je op?
8. Nominalisaties: Hoe zou je willen....?
9. Niet gespecificeerde werkwoorden: Hoe? Hoe specifiek?
10. A. Simpele weglating: Waarover, over wie?
B. Geen referentie index: Wie bedoel je?
C. Vergelijkende weglating: Vergeleken met wat of wie?
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden