Samenvatting: Nomenclatuur
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Nomenclatuur
-
1 Structuren
Dit is een preview. Er zijn 97 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn de verschillen tussen het algemene bouwplan zoogdier en vogel?
Zoogdier :
geenluchtzakken (minderefficient ademen)
klein sternum tov lichaamvoorpoten gesplitste uitgang voor urine en poep + vagina
welaccessoire geslachtsorganen
blaasbaarmoeder
vogel:luchtzakken (efficiënter ademen)
groot sternum tov lichaam
vleugels
cloaca
geen accessoire geslachtsorganen
geen blaas
geen baarmoeder -
Beschrijf de algemene bouw van de pharynx met de begrippen nasopharynx, oropharynx en laryngopharynx
De mondholte wordt van de oropharynx gescheiden dmv de arcus palatoglossus. Het gehemelte bestaande uit palatum durum scheidt de neusholte en mondholte van elkaar. Het gehemelte bestaande uit palatum molle scheid de nasopharynx en de oropharynx van elkaar. Echter om ademen
en via de neus mogelijk te maken is er wel een gat in het palatum molle. dorsaal-caudaal van de oropharynx ligt de laryngopharynx.
het strottenhooft (larynx) met het strottenklepje (epiglottis) zorgt er voor dat er geen voedsel in de trachea terecht komt en het gewoon via de oesophagus verder het spijsverteringskanaal in kan. -
Beschrijf de vorming van de foetale vruchtvliezen
Tijdens de blastulatie wordt de primitieve dooierzak gevormd. Deze bestaat uit trophectoderm en hypoblast. Na de gastrulatie vormt het extra-embryonaal mesoderm de vruchtvliezen (pariëtaal & visceraal). Na krommingen worden er amnion plooien gevormd, die de amnionholte zullen vormen dankzij fusie van de amnionnaad. Hierbij maakt het chorion veel contact met de baarmoeder. Ook
wordt de wand van de definitieve dooierzak gevormd die vervolgens bestaat uit hypoblast en visceraal mesoderm. Daarnaast wordt ook het allantoïs gevormd door uitzakking van het endoderm met visceraal mesoderm. -
Welke structuren lopen zowel door het halsgebied asl door het diafragma?
- nervus vagus
- oesophagus -
Beschrijf de ontwikkeling van de differente gonaden
Deze gonaden vormen zich mediaal van de mesonephros; de genitale lijst. Dit is een verdikking van het coeloom epitheel. Vanuit de dooierzak migreren er via de oerdarm oergeslachtscellen naar de genitale lijst. Deze nestelen zich in de genitale lijst in.
Ondertussen is er een ductus paramesonephricus (gang van Müller) ontstaan parallel aan de ductus mesonephricus (gang van Wolff).
Hier start de ontwikkeling van de differente gonaden. -
Beschrijf de uitwendige geslachtskenmerken vrouw
de tuberculum genitale vormt de clitoris. De twee urogenitale plooien vormen de labia minora (de kleine schaamlippen). De labio-scrotale plooien vormen bij een mens de labia majora (grote schaamlippen), maar bij de meeste dieren verdwijnen deze. -
Beschrijf het begrip adaptatie en potentie
Adaptatie is de aanpassing aan de omgeving. Overschakelen naar andere celvorm/gelaagdheid/specialisaties: metaplasie bijv. rokerslongen.
Totipotent: kan differentiëren tot elk weefsel.
Pluripotent: kan differentiëren tot elk weefsel, behalve extra-embryonaal weefsel
Multipotent: kan differentiëren tot één van de drie kiemlagen.
Unipotent: kan differentiëren tot één weefseltype. -
Uit welke embryonale kiemlagen komen de diverse weefsels?
Het ectoderm vormt het zenuwstelsel en de buitenste epitheel van het lichaam. Het endoderm vormt de organen in de thorax en abdomen en de allantoïs. Het mesoderm wordt opgesplitst in 4 delen:
- Intermediar mesoderm: urogenitaalstelsel
- Paraxiaal mesoderm: somieten, spieren, bindweefsel, axiaal skelet.
- Axiaal mesoderm: notochord.
- Lateraal mesoderm: lichaamswand, hart en vaatsysteem, ledematen skelet. -
Hoe is de blaas opgebouwd uit verschillende weefsels, en wat is de rol van deze weefsels in de functie van de blaas?
De binnenkant van de blaas bestaat uit meerlagig overgangsepitheel met een slijmlaag geproduceerd door dit epitheel. Dit heeft als functie de blaas soepel en rekbaar te houden. Vervolgens is er een laag bindweefsel voor stevigheid, een laag spierweefsel zodat de blaas kan samentrekken en een laag klierweefsel als ondersteunende functie; bloedvaten, lymfevaten en zenuwen lopen hierdoorheen met voedingsstoffen, afweercellen en signalen voor het weefsel in de blaas. Om de blaas heen bevindt zich een laag vet als bescherming. -
Wat zijn de algemene kenmerken van bindweefsel?
- Cellen liggen ver van elkaar af, veel ECM tussen cellen.
- Lage organisatiegraad, geen gelaagdheid.
- Cel tot cel contact beperkt.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden