Samenvatting: Noordhoff Duits In Je Pocket | 9789001780173 | Paul Goossen
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Noordhoff duits in je pocket | 9789001780173 | Paul Goossen
-
1 Spelling en uitspraak
-
1.1.3 Accenttekens
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.3
Laat hier meer flashcards zien -
Op welke letters moet je de Umlaut toepassen?
ü, ö, ä, äu, Ü, Ä, Ö, Äu. -
1.1.4 Apostrof
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.4
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe maak je gebruik van de apostrof in het meervoud?
Je schrijft gewoon de -s erachter en gebruikt geen apostrof. -
Hoe gebruik je de apostrof bij bezit uitdrukken?
Gewoon de -s erachter
Als het woord al op een -s eindigt schrijf je: s' -
1.1.5 Hoofdletters
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.5
Laat hier meer flashcards zien -
Wanneer een hoofdletter bij een bijvoeglijk naamwoord?
Landen krijgen een kleine letter.
Plaatsnamen krijgen een hoofdletter. -
1.2.1 Medeklinkers
Dit is een preview. Er zijn 20 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2.1
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe spreek je de -v en -f uit in het Duits?
-v = fau (zacht)
-f = fau(!) -
1.2.2 Klinkers
Dit is een preview. Er zijn 9 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2.2
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe spreek je de -ü uit in het Duits?
oe-oemlaut (die Tür - tuur) -
1.2.3 Tweeklanken
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2.3
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe spreek je de -eu uit in het Duits?
Heute (hoite) -
Hoe spreek je de -ei uit in het Duits?
ein Ei (ai) -
2 Grammatica
-
2.1 Lidwoorden en naamvallen
Dit is een preview. Er zijn 9 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is de 1e naamval?
Onderwerp van de zin (hij). -
Wat is de 2e naamval?
Bezitsverhouding (van).
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden