Startpagina / Samenvattingen / NOVA 1-2 gymnasium / molecuul-moleculen-groter

Water - veranderen van fase

9 belangrijke vragen over Water - veranderen van fase

Wat is een fase overgang en welke kent water?

Fase overgang is als de stof van de ene naar de andere fase overgaat.

Stollen (vloeibaar - vast) (alleen bij water heet dit bevriezen)
Smelten (vast - vloeibaar)
Verdampen (vloeibaar - gas)
Condenseren (gas - vloeibaar)
Rijpen (gas - vast)
Vervluchtigen (vast - gas)

Welke rol hebben de faseovergangen van water bij het weer?

Bevriezen: als het vriest, komt er ijs op sloten. Als het blijft vriezen, groeit het ijs van onderen aan
Smelten: als het gaat dooien, smelt het ijs
Verdampen: door de zon, verdampt het water van de regenbui
Condenseren: als warme lucht s nachts afkoelt, condenseert de waterdamp tot druppels (van onzichtbaar naar zichtbaar)
Rijpen: als temperatuur snachts daalt tot onder nul, ontstaat er rijp (geen dauw). De damp wordt ijskristallen die takken wit maken.
Vervluchtigen: als het koud en droog is, wordt sneeuw langzaam dunner. Di komt omdat ijs dan zonder te smelten verandert in waterdamp.

Beschrijf dat water krimpt en uitzet op een andere manier dan de meeste andere vloeistoffen bij bepaalde temperatuur

Bijna alle vloeistoffen krimpen als de temperatuur daalt. Doordat de moleculen minder snel bewegen, botsen ze minder hevig en duwen elkaar minder ver opzij.

Uitzondering: water tussen 4 en 0 graden Celsius. Als water afkoelt, krimpt het net als andere vloeistoffen totdat de temperatuur 4 graden is.

Als het water verder afkoelt van 4 naar 0 graden, gaat het juist uitzetten. (ca 10%).
Dit komt door de bijzondere kristallenstructuur van ijs. Dit zijn zeshoeken met ruimte ertussen en die gaan ontstaan vanaf 4 graden en lager. Door die ruimtes is de afstand tussen moleculen groter bij ijs dan bij water.