Bindingstypen - moleculaire stoffen en bindingen - Huiswerk
24 belangrijke vragen over Bindingstypen - moleculaire stoffen en bindingen - Huiswerk
De kunststof KevlarR is een materiaal dat door DuPont ontwikkeld is. Het teken R staat voor registered trademark. Leg uit waarom het belangrijk is dat het copyright goed geregeld is?
Copyright betekent dat alleen die firma het mag maken. Anderen kunnen dan niet meer zonder ervoor te betalen het product ook maken.
De sterkte van de molecuulbinding is afhankelijk van de 'grootte', ofwel de massa van het molecuul. Hoe kun je de 'grootte' van het molecuul bepalen?
Waarom loopt de grafiek van de oplopende reeks van alkanen steeds meer omhoog?
Bij toenemend aantal C-atomen per molecuul krijg je een steeds sterkere vanderwaalsbinding tussen de moleculen en dus een steeds hoger kookpunt.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
De naam kristalrooster is een algemene naam voor een regelmatige stapeling van de deeltjes in een vaste stof. Hoe heet het kristalrooster bij moleculaire stoffen ook wel?
molecuulrooster.
Geef een paar voorbeelden van kristalroosters bij moleculaire stoffen.
Ook atomen kunnen regelmatig gerangschikt zijn. Waar spreek je dan van? Geef 2 mogelijke benamingen van het rooster.
kristalrooster of atoomrooster.
Moleculaire stoffen hebben ook bindingen in het molecuul. Hoe heten die bindingen?
atoombindingen.
Waarop is het bindingsprincipe in moleculen gebaseerd?
Het aantal bindingen van een atoom in een molecuul kan afgeleid worden uit het periodiek systeem. Licht dit toe.
Het aantal elektronen dat een atoom nodig heeft wordt steeds aangevuld tot acht. Dat betekent dat er ook net zoveel atoombindingen gevormd worden als er elektronen nodig zijn.
Fosfor reageert met chloor tot onder andere fosfortrichloride, PCl3. Er bestaat ook een verbinding fosforpentachloride. Geef de structuurformule van fosfortrichloride.
Leg uit dat fosfor en chloor de verwachte convalentie hebben in fosfortrichloride.
Fosfor heeft nog drie elektronen nodig om tot acht valentie-elektronen te komen, elke chloor nog één elektron.
Wat is de convalentie van fosfor in deze verbinding?
Fosfor bindt vijfCl-atomen, dus covalentie 5.
Ureum is een afvalproduct bij de eiwitstofwisseling in de lever en wordt afgeleiden door de nieren in de urine. Ureum heeft als formule CH4N2O. In ureum zitten 2 stikstofatomen en het zuurstofatoom aan het koolstofatoom vast. Zuurstof zit verder aan geen ander atoom vast. Hoe zit de structuurformule van ureum?
Klopt de convalentie voor alle atoomsoorten? Licht je antwoord toe.
Ja, C heeft covalentie 4, H covalentie 1, N covalentie 3 en O covalentie 2.
Als ureum met water reageert, wordt het omgezet in koolstofdioxide en ammoniak. Geef de kloppende reactievergelijking.
Leg uit dat bij deze reactie onder andere atoombindingen verbroken worden.
Ureum wordt afgebroken dus de atoombindingen moeten daarbij verbroken zijn.
Worden er ook weer nieuwe atoombindingen gevormd? Licht je antwoord toe.
Ja, want er ontstaan nieuwe moleculen dus ook nieuwe atoombindingen.
Waterstofazide heeft de formule HN3. Het bestaat uit moleculen waarbij de drie stikstofatomen achter elkaar vastzitten en het wateratoom aan het buitenste stikstofatoom.
Wat is de convalentie van waterstof en van stikstof?
H: covalentie 1, N: covalentie 3.
Leg uit dat de stikstofatomen niet allemaal hun verwachte convalentie kunnen hebben.
Je hebt maar één H-atoom dus onvoldoende om alle N-atomen te voorzien.
Theoretisch zou het wel mogelijk zijn om de verwachte convalentie te voldoen als de drie stikstofatomen in een driehoek met elkaar verbonden zijn. Geef de structuurformule.
Sulfurychloride is een verbinding van zwavel, zuurstof en chloor met de formule SO2Cl2. De twee zuurstofatomen en de twee chlooratomen zitten rechtstreeks vast aan het zwavelatoom.
Leg uit dat zwavel niet de verwachte convalentie kan hebben in sulfurychloride.
Zwavel bindt twee O-atomen en twee Cl-atomen, dus zeker al vier bindingen terwijl de covalentie van S 2 is.
Geef de structuurformule van sulfurychloride, waarbij chloor en zuurstof de verwachte convalentie hebben.
Als je vloeistof sulfurychloride lang laat staan, ontstaat er zwaveldioxide en chloor. Leg uit dat dit een ontledingsreactie is.
Uit één stof ontstaan twee nieuwe stoffen.
Als je vloeistof sulfurychloride lang laat staan, ontstaat er zwaveldioxide en chloor. Geef de reactievergelijking van deze ontleding.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden