Samenvatting: Oefening
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Oefening
-
1 H1; Recht in context samenvatting
Dit is een preview. Er zijn 11 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Noem twee arresten van casuistische vorm van rechtsvinding.
1. HBU-Saladin2. Haviltex -
Formuleer de ontwikkeling in de rechtspraak in de loop van de 20ste eeuw.
Dat ging toen van Normgerechtigkeit (gerechtigheid op basis van de wettelijke norm) naar Einzelfallgerechtigkeit (gerechtigheid in het individuele geval). -
Welke 3 dingen impliceert het contextualisme?
1. De toepassing van een bepaald type rechtsvinding is afhankelijk van de context van het geval: in sommige gevallen is strikte toepassing van een rechtsregel nodig of wenselijk, bijvoorbeeld in het kader van rechtsgelijkheid.2. Context speelt bij rechtsvinding altijd een rol op de achtergrond: in standaardzaken blijven veel omstandigheden buiten beeld, maar dat is dan omdat zij niet bijzonder zijn.3. Er zijn altijd uitzonderingen op de regel: er kan zich altijd een geval voordoen waarin de mest strikte regel toch terzijdes geschoven moet worden. -
Wat staat tegenover de subjectieve rechten?
De verplichtingen van andere rechtssubjecten: de plicht om jouw mening niet te censureren, de plicht om jouw eigendom te respecteren en de plicht om jou niet zonder toestemming te mogen aanraken. -
Hoe kan men het recht beschouwen als men de subjectieve rechten tot uitgangspunt nemen?
Als een stelsel van corresponderende subjectieve rechten en plichten. -
Het belangrijkste onderscheid van het objectieve recht is die tussen het publiek-privaatrecht. Noem er 2.
1. Het privaatrecht/civiele recht is gericht op de regeling van de rechtsverhouding tussen de burgers onderling. (Het gaat hier om particuliere/eigen belang).2. Het publiekrecht heeft betrekking op de organisatie van de gemeenschap (staat) en de zorg voor algemene belangen, dus de bemoeienis van de overheid met het maatschappelijke leven. (het gaat hier om het algemene belang). -
Wat is het vermogensrecht en noem 2 kenmerken.
Het vermogensrecht is het geheel van bepalingen dat betrekking heeft op vermogensbestanddelen. Het zijn regels voor het aangaan van schulden en voor het verkrijgen van eigendom.1. Subjectieve vermogensrechten zijn in het algemeen overdraagbaar: zo kan de verkoper zijn recht op betaling van de koopprijs aan de derden overdoen. De juridische term hiervoor is cessie.2. Regels van vermogensrecht zijn doorgaans niet dwingend voorgeschreven, hetgeen wil zeggen dat de partijen vrij zijn om afwijkende afspraken te maken. -
Welk (materiele) privaatrecht behoort niet tot het vermogensrecht? Noem de kenmerken van dit recht.
Het personen en familierecht. Het zijn regels met betrekking tot het recht op naam, het huwelijk en adoptie.1. De rechten zijn niet op geld waardeerbaar.2. De rechten zijn niet overdraagbaar, men kan bijvoorbeeld zijn recht op naam niet overdragen.3. In het algemeen bestaat niet de mogelijkheid van afwijking; zo kan men als echtpaar niet afspreken dat men jegens elkaar niet verplicht zal zijn de uit het huwelijk geboren kinderen te verzorgen en op te voeden. -
2 H2; recht in context samenvatting
Dit is een preview. Er zijn 13 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is een 'obiter dictum'?
Een redenering ten overloede. Een rechter kan een obiter dictum schrijven als hij het van belang vindt dat over een bepaalde rechtsvraag duidelijkheid wordt verschaft, hoewel zijn oordeel niet afhangt van het antwoord op die rechtsvraag. -
(Driehoekmodel) Wat is het normatieve (juridische) moment?
Dit is het geheel van regels, beslissingen en beginselen dat gewoonlijk onder het recht wordt verstaan. Dit is wat juristen het 'positieve recht' noemen, het recht dat op een bepaalde tijd en plaats geldt.Het positieve recht geeft aan wat wij moeten (de geboden), wat wij mogen (de bevoegdheden) en wat wij niet mogen (de verboden). Wanneer de rechtsnormen worden nageleefd spreekt men van een rechtmatige situatie. En wanneer een rechtsnorm niet wordt nageleefd spreekt met van een onrechtmatig of wederrechtelijk gedrag.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden