Samenvatting: Oefententamen 2012
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Oefententamen 2012
-
1.1 Consumentenpsychologie
Dit is een preview. Er zijn 9 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
Laat hier meer flashcards zien -
1.Welke wet uit de gestaltpsychologie wordt hier gegeven? KLus kruis van rondjes en nog een keer 24 vierkantjes (google images werkt niet) Gestaltwetten zijn belangrijk!
Wet van gelijkheid -
2.Hieronder lees je twee definities van psychologie. Definitie I: Psychologie is een wetenschap die zich richt op het bestuderen van de aard en de oorzaken van gevoelens,de opvattingen, de wensen en de gedragingen van mensen. Definitie II: Onderzoek in de psychologie richt zich op het beschrijven, classificeren, verklaren en voorspellen van menselijk gedrag.Tevens kan het onderzoek bedoeld zijn om het effect van ingrepen te achterhalen. Welke Definie(s) zijn juist?
Beide -
3.De grondlegger van het behaviourisme(skinner) betoogt dat A. Omgevingsfactoren worden erkend, maar als niet belangrijk worden bestempeld. B. Gedrag wordt gestuurd door (denk)processen die plaatsvinden tussen een gebeurtenis (stimulus en de reactie van de mens erop (respons) C. Niet de omgeving bepaald gedrag, maar hoe wij de omgeving waarnemen, bepaalt gedrag. D. Gedragspatronen een resultaat zijn van straffen en belonen.
B. Gedrag wordt gestuurd door (denk)processen die plaatsvinden tussen een gebeurtenis (stimulus en de reactie van de mens erop (respons) -
5. Het little Albert experiment is een voorbeeld van A. Klassieke Conditionering B. Operante/Instrumentele conditionering C. Modeling D. Geen van bovengenoemde
A.Klassieke Conditionering -
6. Welk van onderstaande stellingen zijn waar? 1. Een subcultuur deelt de centrale, algemene culturele eigenschappen van de cultuur, maar heeft daarnaast eigen specifieke waarden en gewoonten. 2. Subculturen dienen voor consumenten vaak als associatieve referentiegroep.
Beide juist -
9. De verschillende onderdelen van het consumentengedrag beïnvloeden elkaar. Het al dan niet kopen van een nieuwe fiets kan bijvoorbeeld afhankelijk zijn van het feit dat de oude fiets is weggedaan. En wat voor fiets zal woorden gekocht kan weer afhankelijk zijn van de mening over de vorige fiets. Hoe wordt dit proces genoemd? A. Customer Activity Cycle B. Consumentengedragsproces C. Pre-Aankoopfase D. Consumentenaankoopfase
A. Customer Activity Cycle -
11. Het willen halen van een HBO-Diploma betreft een A. Behoefte B. Wens C. Aspiratie D. Visie
C. Aspiratie -
12. Douwe Egberts vindt dat de verpakking van Senseo pads verouderd is. Zij willen de verpakking geleidelijk aanpassen zonder dat de consument dit bemerkt. Het verschil in verpakking moet dan A. Groter zijn dan de differentiatiedrempel B. Kleiner zijn dan de differentiatiedrempel C. Groter zijn dan de absolute drempel D. Kleiner zijn dan de absolute drempel
B. Kleiner zijn dan de differentiatiedrempel
Zoek dit nog even op! -
13. Een goede marketeer doet er goed aan onderscheid te maken tussen de verschillende behoeften. Een goede marketeer moet dus A. Eerst onderzoeken welke betekenis zijn doelgroep geeft aan subjectieve behoeften. B. Eerst weten welke consumenten zich altijd bewust zijn van de eigen behoeften. C. Onderzoeken welke betekenissen er zijn voor de consumenten. D. Eerst onderzoeken welke betekenissen geldend zijn.
A. Eerst onderzoeken welke betekenis zijn doelgroep geeft aan subjectieve behoeften. -
14. Waarvan is de mate van tevredenheid afhankelijk?A. Wens B. Behoefte C. Waarde D. Aspiratie
A. Wens
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden