Samenvatting: Oefententamens Staats
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Oefententamens staats
-
2 Oefententamen 2
Dit is een preview. Er zijn 6 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
Laat hier meer flashcards zien -
Vraag 4 - Politiek staatsrecht in combinatie met Rechterlijke machtStel: de minister van Justitie en Veiligheid verklaart in de Tweede Kamer dat hij geen verantwoording verschuldigd is over het handelen van het Openbaar Ministerie, omdat dit een niet-departementale dienst is. In hoeverre heeft de minister gelijk?
De redenering is onjuist. De minister is verantwoordelijk, voor zover hij bevoegdheden heeft (‘geen verantwoordelijkheid zonder bevoegdheid’). De minister heeft diverse bevoegdheden ten aanzien van het Openbaar Ministerie, in het bijzonder een aanwijzingsbevoegdheid (art. 127, 128 Wet RO). Hij kan algemene aanwijzingen geven, waardoor hij betrokken is bij de beleidsvorming. Hij kan ingrijpen in concrete strafzaken (bijzondere aanwijzingen). Hij benoemt en ontslaat de leden van het OM en hij voert het (financiële beheer). Hij heeft dus veel bevoegdheden ten aanzien van het OM en kan daarvoor – ook voor het niet-toepassen daarvan – ter verantwoording worden geroepen. -
3 Oefententamen 3
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3
Laat hier meer flashcards zien -
Vraag 2 - DecentralisatieDe gemeenteraad van Groeneveld bereidt een regeling voor om het aantal bezoekers dat uitgebreid recreëert en daarbij nogal wat overlast veroorzaakt in de stadsparken wat terug te dringen. Stel dat de ontwerpbepaling als volgt luidt:Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke parken te barbecueën.Overtreding van het verbod is strafbaar gesteld.Geef gemotiveerd aan op grond van welke bevoegdheid de raad deze regeling vaststelt en of hij aan het college en/of aan de burgemeester de bevoegdheid kan delegeren regels te geven over dit verbod.
Het betreft hier een autonome verordening van de raad, het gaat immers om de eigen huishouding van de gemeente: reguleren drukte in de publieke ruimte, overlast en vervuiling bestrijden (art. 147 en 149 Gemeentewet). Art. 156 regelt delegatie van raadsbevoegdheden. Overtreding van het verbod is strafbaar gesteld, dat maakt delegatie maar beperkt mogelijk, nl alleen nadere regels (art. 156 lid 3). Delegatie van deze bevoegdheid aan het college is toegestaan, niet aan de burgemeester (art. 156 leden 1 en 3). -
Vraag 5 – GrondrechtenStel: de wetgever stelt een wet vast, waarin de regering de bevoegdheid krijgt om in een AMvB motorclubs te verbieden. De regering maakt van deze toegekende bevoegdheid gebruik: zij verbiedt De Helle Engels. Is een dergelijke AMvB, waarin de motorclub wordt verboden, verbindend?
Nee. Motorclubs zijn verenigingen in de zin van art. 8 Gw (reikwijdte), het verbod tast dus de verenigingsvrijheid aan. De AMvB is dan niet verbindend, want art. 8 Grondwet bepaalt dat het recht tot vereniging slecht ‘bij de wet, kan worden beperkt. Delegatie is dus niet mogelijk. -
Vraag 6 - Vergelijkend staatsrechtIn het Britse staatsrecht speelt het beginsel van Sovereignty of Parliament een grote rol. Leg uit wat dit beginsel inhoudt en wat het betekent voor de toetsing van wetten aan de Human Rights Act 1998.
Sovereignty of Parliament betekent dat wetten, vastgesteld door het parlement, onschendbaar zijn (uitzonderingen daargelaten, zoals (voorheen) strijd met EU-recht of een manifeste schending van het recht). De rechter kan daarom wetten niet onverbindend verklaren. Indien hij meent dat een wettelijke bepaling in strijd is met een grondrecht, zoals vastgelegd in de HRA, dan kan hij ‘slechts’ een declaration of incompatibility uitspreken. -
4 Exam guide vragen
Dit is een preview. Er zijn 42 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 4
Laat hier meer flashcards zien -
De machtenscheiding is een essentieel deel van de rechtssstaat. Dit principe kan zowel functioneel als organisatorisch ingevuld worden. Leg het verschil uit tussen de organisatorische en functionele machtenscheiding. Noem bij beide vormen een voorbeeld uit de Grondwet.
De functionele machtenscheiding is de scheiding van de uitvoerende macht, wetgevende macht en rechtsprekende macht. Voorbeelden. Art. 112 Gw. Art. 113 Gw. Art. 120 Gw.
De organisatorische machtenscheiding houdt in dat de bovengenoemde scheiding door verschillende overheidsorganisaties wordt uitgevoerd. Voorbeelden. Art. 117 lid 1 Gw. Art. 116 lid 4 Gw. -
In tegenstelling tot de Supreme Court in de VS, publiceren de rechter van de Hoge Raad geen dissenting opinions. Waarom is dit in Nederland niet mogelijk. Noem daarnaast een voordeel en een nadeel van dissenting opinions.
In Nederland publiceren de rechters van de Hoge Raad geen dissenting opinions door het geheim van de raadkamer (art. 7 lid 3 Wet RO). De Hoge Raad spreekt als een geheel, verschillende meningen blijven in de raadkamer.
Voordelen:
- Hogere motiveringsplicht
- Hogere kwaliteit beslissingsproces
- Meer transparantie
- Meer vertrouwen in de rechtspraak
Nadelen:
Gezag rechtspraak kan schade leiden -
Leg uit waarom het EHRM in het arrest Benthem tot de conclusie kwam dat de Kroon en de Afdeling geschillen bestuur geen onafhankelijke en onpartijdige gerechten waren in de zin van art. 6 EVRM.
Afdeling geschillen bestuur.
De afdeling geschillen bestuur adviseert formeel slechts aan de Koning, terwijl art. 6 EVRM vereist dat een rechter bindende beslissingen moet kunnen nemen.
De Kroon.
De Kroon zelf kan niet worden aangemerkt als onpartijdig en onafhankelijk. Formeel gezien waren uitspraken van de Kroon een bestuursrechtelijke besluit. Daarnaast kan de Kroon niet worden aangemerkt als rechterlijke instantie in de zin van art. 6 lid 1 EVRM. Dit arrest leidde tot het afschaffen van het administratief Kroonberoep. -
Naast de rechterlijke onafhankelijkheid, bestaat de rechterlijke onpartijdigheid. Deze onpartijdigheid omvat zowel de subjectieve als objectieve onpartijdigheid. Wat houden deze begrippen in?
Subjectieve onpartijdigheid
De persoonlijke instelling van een rechter in een zaak. Dit ziet vooral op de vraag of de rechter daadwerkelijk vooringenomen is.
Objectieve onpartijdigheid
Hiermee wordt bedoeld dat elke gerechtvaardigde twijfel aan onpartijdigheid van de rechter wordt uitgesloten, ongeacht of de rechter daadwerkelijk vooringenomen is. Het gaat dan niet om de werkelijke overtuiging van de rechter, maar welke indruk er zou kunnen bestaan bij procespartijen. -
Noem de drie hoofdtaken van de Hoge Raad. Noem vervolgens enkele specifieke taken die deze hoofdtaken concretiseren.
De drie hoofdtaken zijn:
- Het bevorderen van de rechtseenheid
- Het tegengaan van onjuiste beslissingen en rechtsvorming
- Rechtsbescherming
Enkele concrete taken:
- Cassatierechtspraak (art. 118 lid 2 Gw jo. Art. 79 Wet RO)
- Berechting van ambtsmisdrijven
- Het antwoorden van prejudiciële vragen (art. 81a Wet RO) -
Stelling: In Nederland is er geen precedentenstelsel. Leg uit waarom deze stelling niet volledig is.
Formeel gezien kent Nederland geen precedentenstelsel, in tegenstelling tot landen als het VK en de VS. In beginsel is de rechter dus niet gebonden aan zijn eerdere uitspraken van hogere rechters. Dit betekent echter niet dat er geen sprake is van een informeel precedentenstelsel. In de praktijk zal het immers weinig voorkomen dat een lagere rechter een uitspraak van een hogere rechter weerspreekt. De kans op hoger beroep wordt hiermee alsmaar groter. Daarnaast zullen zaken in hogere aanleg vanuit het oogpunt van rechtszekerheid en rechtseenheid zo veel mogelijk dezelfde manier berecht worden.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden