LE 7 Internationale dimensie
5 belangrijke vragen over LE 7 Internationale dimensie
Wanneer we het hebben over de wijze waarop de relatie tussen de nationale en internationale rechtsorde is geregeld, wat is dan het verschil tussen een dualistisch en een monistisch stelsel?
Bij een monistisch stelsel daarentegen vormen de nationale en internationale rechtsordes een eenheid. Internationale rechtsnormen werken dan ook als zodanig door in de nationale rechtsorde, zonder dat transformatie nodig is.
In hoeverre zijn de onderlinge verhoudingen tussen de EU-instelling te vergelijken met het stelsel van machtsverdeling dat kenmerkend is voor een democratische rechtsstaat?
In welke gevallen is het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van toepassing op handelingen van de lidstaten binnen hun nationale rechtsorde?
- in de agent-situatie, waarin organen van de lidstaten uitvoering geven aan EU-recht;
- bij nationale maatregelen waarbij wordt afgeweken van het vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal;
- bij de uitvoering en handhaving van de voorgaande twee categorieën.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Op welke manier kan de nationale rechter er voor zorgen dat, in geval van een schending van het EU-recht door een lidstaat, het EU-recht toch correct wordt toegepast?
- Hij kan in de eerste plaats proberen de nationaal bepaling uit te leggen conform het EU-recht, i.c. meestal een richtlijn.
- Als dat niet kan, bijvoorbeeld omdat de verschillen tussen de nationale bepaling en de richtlijn te groot zijn, kan hij de eerste buiten toepassing laten indien deze in strijd is met een rechtstreeks werkende EU-bepaling. Van rechtstreeks werking is sprake wanneer een EU-bepaling ‘onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is geformuleerd’.
Spoorwegstaking-arrest (HR 30 mei 1986)
a. Wie heeft uitgemaakt dat art. 6 lid 4 ESH een eenieder verbindende verdragsbepaling is (en dus directe werking heeft)?b. Is in dit verband de bedoeling van de verdragsluitende partijen bij het ‘toekennen’ van directe werking van belang?
c. Op welke grond vooral wordt voor art. 6 lid 4 ESH van directe werking uitgegaan?
b. De bedoeling van partijen is vooral van belang als duidelijk blijkt dat ze géén directe werking hebben willen toekennen.
c. De Hoge Raad baseert zich vooral op de redactie van de bepaling van art. 6 lid 4 ESH, mede in vergelijking met de drie voorafgaande leden, waarbij het ‘klassiek grondrechtelijke’ woord erkennen van bijzondere betekenis is. De bepaling is precies en concreet genoeg om haar rechtstreeks in het nationale recht te kunnen toepassen.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden