Exome sequencing
12 belangrijke vragen over Exome sequencing
Wat zijn Mendelian disorders?
Wat zijn de nadelen van exome sequencing?
2. Sommige sequenties kunnen niet getarget worden door capture probes (efficientie capture probes varieert)
3. Niet alle templates worden met dezelfde efficientie gesequenced en niet alle sequenties kunnen worden aligned tegen het referentie genoom.
Uit wat bestaat de wet-lab workflow voor exome sequencing?
2. De library fragmenten worden geflankeerd met adaptors
3. Library wordt vergroot met sequentiess die corresponderen aan de exonen door aqueous-phase hybridization capture (fragmenten worden gehybridizeerd aan biotinylated DNA)
4. Pulldown van de gehybridizeerde fragmenten en washing van de niet-gehybridizeerde fragmenten.
5. Amplificatie en NGS van de verrijkte, geamplificeerde library.
6. Mapping (alignment) en calling van kandidaat varianten (bioinformatica analyse)
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wat is een synonymous mutatie?
Waar hangt de strategie voor het vinden van een causale allel af?
2. Of fenotype komt door een de novo of overgeerde variant
3. Mate van locus heterogeniteit voor een characteristiek: als een aandoening door mutaties in verschillende genen veroorzaakt kan worden moeten er meer subjects onderzocht worden.
* Beinvloedt dus sample grootte en bioinformatica tactiek.
In welke richtingen wordt de data meestal gefilterd om het causale allel te vinden?
2. Stratificatie van varianten
Op welke eisen kan VarScan filteren?
2. De hoeveelheid reads die de variant bevatten
3. Gemiddelde base kwaliteit op de positie van de variant (als kwaliteit te laag, is de kans groot dat het een sequencing error is).
Hoe kan een hoger minor allele frequency (MAF) voor problemen zorgen bij het filteren?
Een oplossing zou het verwijderen van varianten met een MAF boven een bepaalde waarde zijn. Je loopt dan wel de kans dat je een false positive krijgt.
Hoe kan je kandidaten stratificeren?
2. Segmentale duplicaties: varianten die in segmentale duplicaties worden gevonden, worden weggedaan, want moeilijk te zeggen tot welk segment/gen variant behoort.
3. Pseodogenen: dysfunctionele familie van genen die hun eiwit-coderend vermogen zijn verloren. Reads die tegen pseodogenen aligned zijn worden weggedaan.
4. Functie
5. Functionele impact (sequentie conservatie): functionele sites die een hogere kans hebben om effect te hebben op het eiwit en daarmee fenotype
Wat is een (segmentale) duplicatie?
Hoe kunnen technische tekortkomingen ontstaan?
2. Niet genoeg coverage (slechte capture/ sequencing)
3. Causale variant is wel covered maar niet goed called (al er een smalle maar complexe indel is)
4. False variants (mismapped reads/ errors in alignment)
Hoe worden autosomaal dominate aandoeningen gedetecteerd?
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden