Samenvatting: Onderbouwing Beroepsmatig Handelen Blok 1 | Jonas Karsen
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Onderbouwing beroepsmatig handelen blok 1 | Jonas Karsen
-
1 OWG
-
1.1 OWG 1.2
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat voor soorten weefsel zijn er in de enkel?
Soorten weefsel in de enkel
1.-Steunweefsel:*botweefsel
*kraakbeenweefsel
*bindweefsel
*vetweefsel
2.spierweefsel: *dwarsgestreept spierweefsel
*gladspierweefsel
3.zenuwweefsel
4.Dekweefsel: *epitheelweefsel
zwakke delen:Alle bovengenoemde weefsels behalve het botweefsel en kraakbeenweefsel(alle zwakke delen worden beschadigd tijdens het inversietrauma).
-
Is bewegen een gunstige of ongunstige factor tijdens het herstelproces?
Voor – en nadelen van bewegen tijdens herstelproces:
Voordelen:
*vocht afgevoerd
*bloedstroming verbeterd
*spieren verslappen niet
*aanpassing mechanische werking
*coördinatie en stabiliteit verbeteren
Nadelen:
*te vroeg is slecht
*opnieuw inversie-trauma kunnen veroorzaken
*compensatie=>overbelasting andere gewrichten en spieren evt.
*vergrote kans op chronisch worden.
-
1.2 OWG 2.1
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn de verschillende fases van het fysiotherapeutisch handelen? 'FMH' (bron:diagnostiek in de fysiotherapie)
· Aanmelding: screening of verwijzing
· Anamnese
· Onderzoek
· Diagnose en indicatiestelling
· Behandelplan
· Behandeling
· (eind) evaluatie
· Afsluiting behandelepisode (Bij DTF verslaglegging en correspondentie)
-
1.3 OWG 2.2
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3
Laat hier meer flashcards zien -
3. Welke (tast)sensoren spelen een rol en heb je nodig bij een inversie trauma en schaatsen?
Schaatsen
- Fotosensoren
- Propriosensoren
- Mechanosensoren
- Exterosensoren
- (Enterosensoren)
Inversie trauma
- Nocisensoren
- Mechanosensoren
- Thermosensoren
- Exterosensoren
- Enterosensoren
- Propriosensoren
-
1.4 OWG 3.1
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.4
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe werkt het (contractie skeletspier)?
1. Exetatie fase – signalen naar hersenen voor beweging
2. Latentie fase – het signaal
3. Contractie fase – de beweging
4. Rust fase – ontspanning
-
1.5 OWG 3.2
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.5
Laat hier meer flashcards zien -
Wat isde bijdragen van het kapsel en de bijdrage van spier in de passieve stabiliteit?
- Kapsel;
- Het bij elkaar houden van het gewricht(botten).
- Zorgt ervoor dat het gewricht de juiste beweging maakt.
- Spier;
- de pezen. Zie het spiergedragsmodel van Hill
-
Drie niveaus voor motorische controle
a. Archi-niveau (ruggemerg en formatio reticularis) voor de elementaire reflex-functies (bijv. spierspanning)
b. Paleo-niveau (limbisch systeem, basale kernen, hypothalamus) voor de emotionele en expressieve functies, houdingsregulatie en
automatische motoriek
c. Neo-niveau (hersenschors en corpus callosum): het fylogenetisch jongste niveau dat vooral te maken heeft met nauwkeurige, bewuste vaardigheden en herkenning.
- Spinale niveau; reflexen en modulering vanuit centraal ten behoeve van bijvoorbeeld onbewuste gewrichtsinstabiliteit.
- het niveau van de hersenstam; houding en balans
- Het niveau van de hogere hersencentra; voor bewuste interactie tussen individu, taak en omgeving.
-
1.7 OWG 5.1
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.7
Laat hier meer flashcards zien -
ü Wat is sensiviteit en specifiteit en wat is het verschil hier tussen?
Sensitiviteit: Is de kans dat die test een positieve uitslag geeft bij de patiënten die de ziekte/aandoeningen hebben.
Specificiteit: Is een maat voor de kans dat hij afwezigheid van de ziekte/aandoening die de test moet opsporen het resultaat negatief is.
-
1.8 OWG 5.2
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.8
Laat hier meer flashcards zien -
Wat voor soorten pijn bestaan er?
- Somatogene pijn: nociceptieve pijn, vasculaire pijn
- Viscerogene pijn: Viserale pijn, vasculaire pijn (aderen)
- Neurogene pijn: neuropatische pijn
- Psychogene pijn: bijvoorbeeld door stress
Soorten pijn
Plaats
Somatogeen
Oppervlakkige huid
Viscerogeen
Ingewanden
Neurogeen
Zenuwstelsel geen prikkeling, zenuwuiteinden maar meer proximaal
Psychogeen
Psychisch
Pijn is in twee soorten te onderverdelen:
- Primaire pijn
- Secundaire pijn: invloed van een neurotransmitter; zeurende pijn/branderige pijn
Of
- Chronische pijn
- Acute pijn
-
Waarom is wrijving eerst wel nuttig en doet later meer pijn en waarom?
Op een gegeven moment dringen de C-vezels toch wel een keer door, want er is een bombardement van C vezels binnen, waardoor de poort niet meer dicht te drukken is. Hierdoor doet de wrijving wel pijn en eerst niet.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden