Samenvatting: Onderwerpen Ma-102
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Onderwerpen MA-102
-
1 GB1 Angststoornissen
Dit is een preview. Er zijn 7 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Waarom zijn benzodiazepines tegenwoordig geen eerste keuze meer bij angststoornissen? Welke plek hebben ze dan wel?
Dit heeft te maken met het feit dat ze een groot risico met zich meebrengen qua misbruik (ze zijn verslavend) en dat er een risico is op het 'benzodiazepine withdrawal syndrome' wanneer er te abrupt mee wordt gestopt. (lijkt op alcohol withdrawal symptomen). (milde vorm: rebound anxiety, zeldzame gevallen: ernstige symptomen, die kunnen leiden tot coma en dood)
Benzodiazepines zijn geen eerste keuze bij de behandeling van de paniekstoornis, en worden alleen gebruikt als een SSRI, clomipramine en/of venlafaxine niet effectief zijn. Soms wordt een benzodiazepine kortdurend voorgeschreven bij initiatie van een behandeling met een SSRI of TCA. -
Wat is het verschil tussen paniekangst en diffuse (anticipatoire) angst?
Onder paniekangst wordt de angst verstaan die optreedt tijdens paniekaanvallen. Dit zijn plotseling optredende aanvallen van heftige angst of onrust, die gepaard gaan met allerlei lichamelijke klachten.
Men spreekt van gegeneraliseerde of diffuse (anticipatoire) angst wanneer de angst niet aanvalsgewijs voorkomt, maar (vrijwel) continu aanwezig is. Deze angst is vaak minder intens dan de paniekangst en is niet situationeel bepaald. Vaak gaat deze angst gepaard met lichamelijke klachten en piekeren. -
Wat is de plaats van TCA's bij de behandeling van angststoornissen? Zijn er in dat opzicht verschillen tussen de TCA's?
Ze behoren niet tot de eerste keuze, vanwege bijwerkingen doe kunnen optreden. Ze kunnen wel worden gebruikt in combinatietherapie met psychotherapie of in combinatie met een benzodiazepine. -
Welke angststoornissen bestaan er zoal? (benoem erbij of het om een anticipatoire (diffuse) angst of een paniekangst gaat.)
-gegeneraliseerde angststoornis (GAD, GAS) --> diffuse (anticipatoire) angst
-sociale angststoornis (sociale fobie; SAD, SAS) --> diffuse (anticipatoire) angst
-paniekstoornis (PD, PS) --> paniekangst
-posttraumatische stressstoornis (PTSD, PTSS) --> paniekangst
-obsessieve compulsieve stoornis (OCD, OCS) --> diffuse (anticipatoire) angst -
Voor welke angststoornis is in ieder geval niet persé een uitlokkende factor nodig?
Paniekstoornis -
Wat kan er gedaan worden als je een bejaard persoon voor een paniekstoornis liever niet wil behandelen met een benzodiazepine?
Behandelen met een SSRI (eventueel de dosis verhogen als je het al gebruikt en het werkt nog niet goed genoeg. ook switchen naar een ander SSRI kan nut hebben), of met venlafaxine. Liever geen TCA ivm anticholinerge bijwerkingen bij ouderen -
Noem een aantal hersenbanen met bijbehorend symptoom die een rol spelen in de angststoornis.
-CSTC (overactivatie leidt tot overbezorgdheid en obsessies)
-banen tussen de amygdala en ACC/OFC (overactivatie leidt tot angstgevoelens)
-banen tussen amygdala en PAG (periaqueductal gray) (motorische respons gerelateerd aan angst)
-banen tussen hypothalamus en amygdala (activering HPA-as gerelateerd aan angst)
-banen tussen amygdala en PBN (parabrachiale nucleus) (overactivatie verhoogt ademhalingsfrequentie)
-banen tussen amygdala en locus coeruleus (autonome cadiovasculaire responsen)
-seroterge neuronen zijn verbonden met de amygdala, waar ze input van andere neuronen kunnen verminderen waardoor angstegevoelens verminderen -
Welke twee dingen kun je doen tegen het feit dat SSRI's in het begin van de behandeling vaak een verergering geven van de klachten?
Hieraan zijn twee dingen te doen: benzo’s erbij geven, en de SSRI-behandeling ‘insluipen’, niet gelijk met de einddosis beginnen. -
2 GB2 Bipolaire stoornis
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
Laat hier meer flashcards zien -
Stel dat iemand amitriptyline slikt tegen een bipolaire depressie. Waarom is dit eigenlijk niet zo'n heel goed idee?
Amitriptyline kan een manie uitlokken. Daarnaast is de effectiviteit van antidepressiva bij bipolaire depressie heel beperkt. -
Het lithiumcarbonaat wordt ’s ochtends ingenomen (om ca. 7:30 uur). Op de dag dat bloed wordt afgenomen voor een lithiumbepaling, neemt de patiënt dit middel niet in. Bloedafname vindt plaatstussen 8 en 9 uur ‘s ochtend. De gemeten spiegels van de laatste maanden liggen in het therapeutisch gebied (15 juni: 0,72 mmol/l; 14 september: 0,68 mmol/l). Toch heeft de patiënt behoorlijk last van bijwerkingen (tremor, diarree, misselijkheid). Is er een verklaring denkbaar voor het vrij sterk optreden van bijwerkingen bij deze patiënt?
Het gaat hier om metingen na (ruim) 24 uur terwijl de richtconcentraties (0,6 – 0,8 mmol/l) volgens afspraak (bijv. van de NVZA) gebaseerd zijn op metingen na 12 uur. Als de spiegels bij deze patiënt na 12 uur gemeten zouden worden, zouden waarden rond 1 mmol/l gevonden worden (t½ = ca 24 uur). Deze hoge spiegels zijn de meest voor de hand liggende verklaring van de bijwerkingen.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden