Naar een referentiekader voor onderwijskunde - Microniveau

24 belangrijke vragen over Naar een referentiekader voor onderwijskunde - Microniveau

Hoe kijken we naar leren en instructie op micro nivo?

als een concrete en observeerbare activiteit.

Wat is een belief van actoren?

lerende en instructieverantwoordelijke hebben beide impliciet of expliciet een visie over leren en instructie.

Wat is een kenmerk van het micro-niveau?

Concreet en observeerbaar. Voor het niveau, zie mindmap 1, de onderste laag.

  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Welke actoren spelen een rol op microniveau en wat zijn hun kenmerken?

De eerste actor is de leerkracht / trainer. Kenmerken zijn leeftijd, vooropleiding, voorkennis, interesses, de visie op leren en instructie (beliefs). Beliefs beinvloeden bijv. werkvorm, leerstof, mediagebruik.

Wat zijn kenmerken van de instructieverantwoordelijke die grote invloed hebben op de leerprestaties van lerenden? d=>0.

  • microteaching 0.88
  • relatie lerende en leerkracht 0.72
  • professionele ontwikkeling 0.62 (hoe omgaan met gedemotiveerde leerlingen, wat met anderstalingen in de klas, hoe computers en internet integreren in de klas, ondersteuning door mentoren, samenwerken met anderen = team teaching?). Zie mindmap begeleiding instructieverantwoordelijke
  • lerenden niet etiketteren 0.61
  • helderheid onderwijs leerkracht 0.75

0.4>d<0.6

  • kwaliteit zijn/haar onderwijs 0.44
  • verwachtingen van leerkrachten 0.43

Hebben kenmerken van lerende invloed op de leerresultaten?

ja bijv Hattie voorkennis, persoonlijkheid, motivatie

Wat zijn de typische kenmerken van lerenden en instructieverantwoordelijken?

  • leeftijd
  • vooropleiding
  • voorkennis
  • interesses
  • eigen opvattingen/visies/percepties over leren en instructie

Wat zijn de kenmerken van lerende die grote invloed hebben op leerprestaties >0.60?

 

  • voorkennis 0,67
  • piagentiaanse stimuleringsprogramma 1.28
  • eigen inschatting leerprestaties 1.44

En in mindere mate 0.4>d<0.6

  • zelfconcept 0.43
  • motivatie 0.48
  • concentratie-doorzetten-zich inzetten 0.48
  • verminderen angst 0.40
  • gewicht bij vroeggeboorte 0.54
  • vroege interventies 0.47
  • voorschools programma 0.45

De begeleiding (mindmap) bestaat vooral ihv een zorgkader. De lerende hebben ook beliefs en dat maakt het zo moeilijk om als leerkracht midden in het schooljaar in te vallen.

Wat zijn de externe (context dus omgevingsvariabelen die vooral indirect ingrijpen op leerprocessen) en interne variabelen die op de lerende inwerken?

Extern: familiesituatie, sociaal-economische startus,BNP, regio van opgroeien, veiligheid of onveiligheid in omgeving van de leeromgeving. Deze hebben invloed op de interne var, bijvoorbeeld kenmerken vd ouders werken door in de lerende.

Intern: beliefs, Angst, self-efficacy, self concept (zie thema 12)

De rol van de context in het referentiekader?

dat is een omgevingsvariabelen die vooral indirect ingrijpen op leer en instructieprocessen.

de context kan in het didactische handelen betrokken worden. maar bijv. een gevaarlijke verkeersssituatie bij school de instructieverantwoordelijke zo beinvloeden dat hij de lessen op tijd stopt zodat iedereen met het OV meekan.

hoe werkt wiskunde angst?

affectieve reacties: gevoelens van angst, spanning, panie, nervositeit

cognitieve reacties -> negatieve verwachtingen of gedachten over wiskunde

Zie schema van Vekeman op pag. 25

Wat wordt bedoeld met de organisatie dimensie op micro niveau?

organisatie aspecten kunnen van invloed zijn op de organisatie van de lessen. bijv de groepsgrootte, de lokaal grootte, de beschikbare tijd, aantal vakleerkrachten die beschikbaar zijn etc.

Hoe hangt wiskunde angst samen met leerprestaties?

Dat is complex. Gregor: bepaald niveau van angst verbetert leerprestaties (eustress)

Zakaria: beperkte relatie want complex van factoren bepaalt leerprestaties

Lin, Chien, Hung: wiskunde angst verklaart voor 9 % wiskundeprestaties en 6 % wiskunde geletterdheid en self efficacy (in welke mate vind ik mezelf in staat om dit aan te pakken?) verklaart voor 14 % wiskundeprestaties en 16% wiskundegeletterdheid

 

Wat is een CRAM school?

zijn commerciele initiatieven , die buitenschools in kleine groepen onderwijs verzorgen. Doel is voorbereiden en toetsen van stof. te vinden met name in japanse en chinese contexten.

Wat is de relatie tussen instructieactiviteiten (didactisch handelen) en leeractiviteiten?

instructie -> leren. Maar soms ook wederkerig (zie thema 3)

doel -> acties van lerenden (gedrag).

Voor instructieverantwoordelijke belangrijk te kijken naar goede samenhang.

Wat zijn voorbeelden van de organisatie dimensie?

micro: de grootte van instructiegroepen, beschikbare tijd, uurrooster, aantal vakleerkrachten / specialisten, bibliotheek, budgetten. Bepalen de condities en vaak inperkend.

meso: beleidsvisie (bijv. klasdoorbrekend werken)

Waarom is het begrip 'organisatie dimensie' relevant op microniveau?

omdat organisatie aspecten bepalend kunnen zijn voor de invulling van en het samenspel tussen processen en variabelen bij het didactisch handelen en de leeractiviteiten (groepsgrootte, beschikbare tijd, rooster etc.)

Welke organisatiekenmerken hebben grote invloed op leerprestaties?

>0.6

versnellingsprogramma's (voor begaafde lerenden 0,88)

op gedrag gerichte interventies (klasinvloeden 0,80)

04<d>0,6

schooleffecten (schoolkenmerk 0,48)

schoolgrootte (samenstelling school 0,43)

leren in kleine groepen (samenstelling vd klas 0,49)

nadruk op regels, afspraken (klasinvloeden 0,52)

versterken positieve sfeer, samenhang, doelgerichtheid in de klas (klasinvloeden 0,53)

invloeden van peers (klasinvloeden 0,53)

 

 

Wat zijn cram schools?

Vorm van instructie die extra voorbereidt op de leerdoelen die in de formele context worden aangepakt.  Zeer gericht op voorbereiding van toetsen en examens.

Welke historische modellen worden onderscheiden door De Corte, Geerligs, Lagerweij, Peters &Vandenberghe?

  • Bildungstheoretische modellen
  • Informatietheoretische modellen
  • Lerntheoretische modellen

Waaruit bestaat het model van Gelder (1973)

Pas vanaf eind jaren 70 aandacht voor systematische aanpak van leren & instructie. Noodzakelijke componenten van didactisch handelen:

  • wat streef ik na bij de lerende = doelstelling
  • aansluiten bij bestaande kennis lerende = beginsituatie
  • selectie en ordening leerstof
  • wat is gepaste instructiestrategie = didactische werkvormen (bijv. leergesprek, kringgesprek, groepswerk, zelfstudie, casus) in relatie tot leeractiviteiten
  • welke media = onderwijs - en leermiddelen
  • resultaat  

Zie schema pag. 37

Waar legt dit model nog meer de nadruk  op als het model van Van Gelder?

Extra nadruk op groeperingsvormen en organisatievormen  voor de pedagogisch didactische situatie

Hoe beschouwt Dochy toetsing?

Als een continue activiteit (niveau vaststellen, instructie en taken en leerstof daarop aanpassen, effect toetsen, bijstellen etc.)

Welke veranderingen zijn er binnen het model van Dochy t.o.v. de 2 voorgaande modellen?

- een andere kijk op toetsing (evalatie wordt ingepland als een continue activiteit)
-de lerende heeft een eigen verantwoordelijkheid bij het bepalen van de leerdoelen
- model is ook toepasbaar op meso en macroniveau

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo