Naar een referentiekader voor onderwijskunde - advance organiser - Microniveau

9 belangrijke vragen over Naar een referentiekader voor onderwijskunde - advance organiser - Microniveau

Waarop ligt de aandacht in het referentiekader voor onderwijskunde op microniveau?


Naar de directe interactie tussen een bepaalde instructieverantwoordelijke en de lerende. Er wordt gekeken naar leren en instructie als een zeer concrete en dus observeerbare activiteit.
Er wordt vooral gekeken naar het didactisch handelen/instructieactiviteit. Het ontwerpen van een instructie staat centraal.

Welke variabelen, processen en actoren beïnvloeden het ontwerpen van een instructie op microniveau?

Kenmerken actoren: instructieverantwoordelijke (beliefs) en lerende (niveau, leeftijd, leerproblemen).
Context: omgevingsvariabelen (bv. wijk waar de school staat, maar ook ouders)
Organisatie: grootte van de groep (bepaald door school bestuur), tijd (uur-rooster), faciliteiten.
Begeleiding instructieverantwoordelijke: bijscholing, coaching beginnende docent.

Uit welke dimensies bestaat het referentiekader op microniveau?

Lerende, begeleiding lerende, kenmerken lerende,

Instructieverantwoordelijke, kenmerken instructie verantwoordelijke, begeleiding instructieverantwoordelijke (Iv'er)
Didactische handelen/ instructie activiteit
Organisatie
Leeractiviteiten
Context
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Noem een aantal voorbeelden van modellen voor didactisch handelen/ instructieactiviteiten op microniveau.


Het model van de auteurs van dit boek.Het model van Van Gelder e.a. (1973)
Het model van De Corte, Geerligs e.a (1976)

Het model van Dochy (1992)

Wat kun je vertellen over Het model van Van Gelder e.a. (1973)?


Oorspronkelijk model, waar latere modellen van zijn afgeleid. Dominant in de jaren 70 vorige eeuw (waren weinig andere modellen)
Nederlandsmodel.
Van Gelder gaat uit van een aantal centrale vragen bij het opzetten van instructie, (deze kernvragen halen essentiële componenten naar voren)

Welke centrale vragen stelt Van Gelder bij het opzetten van instructie?

Wat streef ik na bij de lerenden? (doelstelling)
Hoe kan ik aansluiten bij wat de lerende reeds bezit aan kennis? (beginsituatie)
Hoe dien ik de leerinhouden / leerstof te selecteren en te ordenen? (leerstof)
Welke leeractiviteiten lok ik uit door een gepaste instructiestrategie te kiezen? (didactische werkvorm)
Welke media zijn het meest geschikt? (onderwijs - en leermiddelen)
Wat is het resultaat van mijn instructieactiviteit? (Bepaling van de resultaten)

Welke varianten zijn er op het model van Van Gelder ontstaan? Waar liggen de overeenkomsten en waar liggen de verschillen?

De Corte, Geerlings e.a. (1976):
- bereiden model uit met: groeperingsvormen, organisatievorm.
- geven het model een cyclus karakter

Het model van Dochy (1992):
- doorbreekt het lineaire karakter van het model Van Gelder (situeert toetsing ergens anders)
- breidt doelstelling toetsing uit: voorkennis, voortgang, eind

Welke kritische opmerkingen zijn er op de initiële (oorspronkelijke) modellen?

- te lineair (wel cyclisch, alles heeft een vaste plak/ volgorde)
- geen directe relatie meso en macro
- toegespitst op een bepaalde visie
- sterk gericht op instructie verantwoordelijke

Bedenk zelf een eigen didactisch model en geef aan waarin hij zich onderscheidt van de andere (eerder gegeven) modellen.

Voorbeeld zou kunnen zijn model Timmermans. Daarin wordt nog een onderscheid gemaakt tussen Voorbereidingsfase, Uitvoeringsfase en Evaluatiefase.
Je kunt nog variëren in de plaats die de rol van iv'er heeft of lerende.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo