Samenvatting: Onderzoekspracticum Experimenteel Onderzoek
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Onderzoekspracticum experimenteel onderzoek
-
Introductie
Dit is een preview. Er zijn 62 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 20/09/2017
Laat hier meer flashcards zien -
Stelling 1: Een quasi-experiment is sterker dan een zuiver experiment. Stelling 2: Variabelen meenemen in een onderzoek waarvan theoretisch onderbouwd vermoed wordt dat ze een verstorende invloed kunnen hebben (covariaten) om de proefpersonen op die variabelen gelijkt te trekken, kan een quasi-experiment de kracht van randomisatie benaderen. a. stelling 1 is juistb. stelling 2 is juistc. stelling 1 en 2 zijn juistd. stelling 1 en 2 zijn onjuist
b. stelling 2 is juist
Stelling 1: Een zuiver experiment heeft meer kracht! -
Waar gaat het om bij experimenteel onderzoek?
Bij experimenteel onderzoek gaat het om een door de onderzoeker gecreëerde situatie, die een min of meer kunstmatig karakter heeft. -
Wat is een potentieel gevaar bij het gebruik van "passive informed consent"?A. De informatie is doorgaans beknopt en daardoor te concreet.B. Het is lastig te achterhalen of de informatie is ontvangen.C. De informatie wordt door de persoon die aan het onderzoek deelneemt, maar door een ander persoon bevestigd.D. Alle bovenstaande antwoorden zijn correct.
B. Het is lastig te achterhalen of de informatie is ontvangen. -
Stelling 1: Het is voor een zuiver experiment niet van belang hoe de proefpersoon in de steekproef terecht is gekomen maar hoe ze in de experimentele conditie terecht zijn gekomen. Stelling 2: Randomisatie zou de grote gelijkmaker moeten zijn die quasi-experimenteel onderzoek zijn verklarende kracht geeft.a. stelling 1 is juistb. stelling 2 is juistc. stelling 1 en 2 zijn juistd. stelling 1 en 2 zijn onjuist
a. stelling 1 is juist
Niet de verklarende kracht van quasi-experimenteel onderzoek wordt verklaard maar de kracht van een zuiver experiment. -
Op welke aspecten heeft de onderzoeker controle in een experiment?
- wie er deelnemen aan het experiment
- wat er precies gebeurt
- onder welke omstandigheden
-
Wat wil een onderzoeker bereiken met een experiment?
Nagaan in welke mate de onafhankelijke variabele (het beoogde) effect heeft op de afhankelijke variabele.
Vaststellen of er een causaal verband is. -
Bedrog is in elk experimenteel design noodzakelijk. Als een deelnemer emotioneel is na debriefing is dat ‘geaccepteerd bedrog’.A. Het eerste deel van bovenstaande bewering is waar, de tweede bewering is onwaar.B. Het eerste deel van bovenstaande bewering is onwaar, de tweede bewering is waar.C. Beide beweringen zijn waar.D. Beide beweringen zijn niet waar.
D. Beide beweringen zijn niet waar. -
Noem twee families van onderzoeksdesigns:
1. tussenproefpersonendesign (between-subject design)
2. binnenproefpersonendesign (within-subject design) -
De interne validiteit betreft de vraag of de causale relatie tussen twee variabelen voldoende is aangetoond.A. Deze stelling is correctB. Deze stelling is incorrect, bovenstaande heeft betrekking op de externe validiteit
A. Deze stelling is correct -
Een student aan de OU doet een onderzoek onder jongeren, en trekt een steekproef. Hij gebruikt hiervoor convenience sampling: Hij vraagt zijn vrienden op de OU om een vragenlijst in te vullen. Hij bereikt hiermee een aardige steekproefomvang. Kan deze student hierdoor tegen validiteit issues aanlopen?A. Ja, de Interne validiteit is bedreigd.B. Ja, de externe validiteit is bedreigd.C. Zowel interne-, als externe validiteit zijn bedreigdD. De student loopt geen validiteitsissues.
B. Ja, de externe validiteit is bedreigd.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden