Beschrijvingsmaten - Betrouwbaarheidsintervallen
5 belangrijke vragen over Beschrijvingsmaten - Betrouwbaarheidsintervallen
22.1 Een onderzoekster vindt een 95% betrouwbaarheidsinterval voor het gemiddelde van [1.64; 2.92].
Is het, gegeven dat betrouwbaarheidsinterval, plausibel dat de betreffende eenheid in de populatie de waarde 2.14 heeft?
a Nee, dit is niet plausibel.
b Ja, dit is plausibel.
23.1 Welke stelling is juist?
a Een puntschatting is een betrouwbaarheidsinterval van 0%.
b Puntschattingen zijn stabiel over steekproeven.
24.1 Welke stelling is juist?
a Een betrouwbaarheidsinterval wordt smaller naarmate een steekproef groter wordt.
b Een betrouwbaarheidsinterval wordt breder naarmate een steekproef groter wordt.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
25.1 Welke stelling is juist?
a Als een steekproefwaarde een zuivere schatter is, is de verwachtingswaarde de corresponderende populatiewaarde.
b In de meeste steekproeven is het steekproefgemiddelde gelijk aan het populatiegemiddelde.
26.1 Welke stelling is juist?
a Bij een 95% betrouwbaarheidsinterval geldt dat de betreffende populatiewaarde in 95% van de steekproeven in het interval zal liggen.
b Bij een 95% betrouwbaarheidsinterval geldt dat er 95% kans is dat de betreffende populatiewaarde in het interval ligt.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden