Under pressure

32 belangrijke vragen over Under pressure

Wat werd er onderzocht in het artikel van Suarez?

Sinds de laatste review over angst voor wiskunde zijn een aantal nieuwe studies uitgevoerd. De huidige review heeft als doel de huidige staat van kennis te onderzoeken over wiskunde angst, variërend van de eerste studies tot de meest recente publicaties. Daarbij worden de belangrijkste verklaringen voor de effecten van wiskunde angst op wiskunde prestatie besproken, inclusief een recente verklaring die nog niet eerder is onderzocht.

Wat is het split effect?

1) Large-split solutions (wanneer de gestelde oplossing ver weg van de juiste zit) worden opgelost met een plausibility strategy, oftewel het uitsluiten van de duidelijk incorrecte oplossing zonder het gewone berekeningsproces uit te voeren.
2) Small-split solutions (wanneer de gestelde oplossing dichtbij de juiste zit) worden opgelost door een exhaustive verification strategy, gegeven dat de exacte berekening nodig is voor het geven van een reactie.

Wat toonde een onderzoek van Faust aan over flawed scores?

toonde dat LMA individuen meer flawed scores hadden bij small-split solutions dan bij de makkelijke large-split solutions. Echter, de hoogste HMA groep liet een onverwacht patroon zien. Zo demonstreerden ze een hogere proportie flawed scores bij large-split solutions, oftewel als de gestelde oplossing meer afweek van de juiste oplossing. Angstige individuen zouden mogelijk bezwijken onder de afleiding van large-split solutions, die zeer sterk afwijken van de correcte oplossingen.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat is de processing efficiency theory?

Volgens deze theorie bevat de angstreactie zorgwekkende indringende gedachtes die de beperkte aandacht middelen consumeren van de central executive van het werkgeheugen. Hierdoor zijn deze minder beschikbaar voor verwerking van de huidige taak. Dit betekent dat de negatieve effecten van angst op prestatie groter moeten zijn op taken die grote vereisten leggen op de verwerkingscapaciteit van het werkgeheugen.

Wat is het anxiety complexity effect?

De theorie werd uitgebreid naar MA door te stellen dat MA alleen de prestatie beïnvloed als de taak afhangt van hevige verwerking van het werkgeheugen. Dat is, enkel voor complexe wiskundige taken

Wat is de hybrid theory?

door verschillende onderzoeken uit te voeren concludeerden Maloney en collega’s dat een hybrid theory het fenomeen van MA het beste kan verklaren. HMA individuen zouden lijden aan een laag-niveau numeriek tekort dat de basis vormt voor hun moeilijkheden met meer complexe wiskunde. Deze problemen zouden vervolgens resulteren in WM-vereisende ruminaties wanneer ze wiskunde taken uitvoeren, wat een versterkend effect kan hebben op de moeilijkheden die ze al ervaarden.

Hoe werd het numerieke afstandseffect door de auteurs geinterpreteerd?

als het tonen van de scherpheid van numerieke representatie. Een alternatieve interpretatie voor dit effect werd verklaard door response selection processes. Dat is, HMA individuen ervaren moeilijkheden in het selecteren van de juiste reactie wanneer de twee getallen dichterbij waren. Zo verschillen ze van hun LMA leeftijdsgenoten in reactie selectie, maar niet in hun representatie van numerieke omvang.

Wat is math anxiety als een attentional control deficit?

Hopko suggereerde dat hoog angstige individuen niet in staat zijn hun aandacht aan piekerende gedachtes te inhiberen. Onderzoek met een numerieke versie van de Strooptaak (vb. 222222 = 6) toonde dat de HMA groep significant meer tijd nodig had om te reageren op numerieke stimuli dan op nonnumerieke stimuli, terwijl de LMA groep geen verschil liet zien. Dit betekent dat HMA individuen moeite hebben om hun aandacht aan de numerieke stimuli te inhiberen, terwijl ze tegelijkertijd aandacht geven aan de kwantiteit van de stimuli.

Wat stelt de attentional control theory?

Deze stelde dat attentional control de functie is van de centrale uitvoerder van de WM die wordt beïnvloed door angst. Deze angst veroorzaakt een onbalans tussen het stimulus-gedreven aandacht systeem (bottom-up) en het doelgerichte aandacht systeem (top-down). Hierdoor zouden hoog angstige individuen meer worden beïnvloed door het stimulus-gedreven systeem, waardoor ze kwetsbaarder zijn voor afleiding. Ze zouden daarentegen minder worden beïnvloed door het doelgerichte systeem, wat het moeilijk maakt om te focussen op hun taakdoelen.

Wat is het verschil tussen PET en ACT?

: PET stelde dat angst de verwerkingseffectiviteit of prestatie beperkt, doordat het piekerende gedachtes produceert. ACT stelt een daarentegen een bredere conceptualisatie, waarin angst de inhibitie functie beperkt en individuen dus meer worden afgeleid door taak-irrelevante stimuli, ongeacht of deze extern of intern (vb. gedachtes) zijn.

Wat voor invloed hebben leraren?

esgeven gebaseerd op hoge vereisten voor correctheid, maar weinig cognitieve of motivationele steun kan leiden tot vermijding bij studenten. Ook belangrijk is het niveau van MA van de leraren en het effect hiervan op prestatie van leerlingen. Zo is een negatieve correlatie gevonden tussen MA niveau van de leraar en effectiviteit van de wiskunde leraar. Leraren met het laagste niveau van MA hadden de hoogste niveaus van effectiviteit. Verder zouden negatieve stereotypes van geslacht via leraren kunnen worden overgebracht. Zo zouden vrouwelijke leerlingen zich al bedreigd voelen wanneer ze hun geslacht moeten identificeren voorafgaand aan een wiskunde test.

Wat voor effect hebben ouders?

houdingen van meisjes tegenover wiskunde en hun geloven over hun eigen vermogen kunnen ook negatief worden beïnvloed door stereotyperende ideeën van ouders, zoals dat wiskunde moeilijker is voor meisjes. Daarbij blijken geloven van ouders over het vermogen van hun kind gerelateerd aan de prestatie van het kind in wiskunde. Negatieve houdingen en lage verwachtingen van ouders kunnen zo bijdragen aan MA, doordat kinderen hun eigen vaardigheden gaan betwijfelen. Betrokkenheid van ouders kan daarentegen een positieve invloed hebben op wiskunde prestatie van kinderen, en het niveau van MA verlagen.

Welke twee vaardigheden zouden beperkt zijn in HMA individuen?

1) Problems with domain-general abilities: HMA individuen blijken een slechter richtingsgevoel te hebben en presteren minder op tests van ruimtelijke vaardigheden. Deze individuen zouden daarom meer negatieve ervaringen hebben met wiskunde. Verschillen in geslacht zouden worden bemiddeld door deze skills.
2) Problems with “number sense”: HMA individuen zouden worden gekarakteriseerd door problemen met “number sense”, wat zich uit in minder precieze representaties van numerieke groottes. Dit tekort zou de basis zijn voor de ontwikkeling van MA, omdat geen hoger niveau van wiskunde kan worden ontwikkeld.

Wat heeft een hoog werkgeheugen ermee te maken?

onderzoek laat zien dat de negatieve relatie tussen MA en wiskunde prestatie alleen aanwezig was voor kinderen met hoge WM capaciteit. Dit betekent dat individuen met hogere WM vatbaarder zouden zijn voor slechte prestatie door MA, omdat ze sterk zouden steunen op probleemoplossing strategieën die WM belasten. Individuen met lagere WM zouden daarentegen weinig te verliezen hebben door de belasting van WM middelen door MA. Studenten met groter potentieel voor hoge wiskunde prestatie zouden dus vatbaarder zijn voor de schadelijke effecten van MA.

Wat voor invloed het de abnormale verwerking van numerieke errors?

HMA individuen zouden een grotere emotionele reactie laten zien op zelf-gepleegde fouten in een taak met getallen, vergeleken met een neutrale taak. Als een individu met een neiging tot HMA een negatieve emotionele reactie heeft bij elke gemaakte fout, zal dit bijdragen aan de ontwikkeling van negatieve houdingen tegenover wiskunde en de vermijding van wiskunde-gerelateerde situaties stimuleren.

Wat onderzoekt het artikel van Carey?

Een belangrijke vraag in MA onderzoek is of MA slechte wiskunde prestatie veroorzaakt, of dat slechte wiskunde prestatie leidt tot MA. De huidige review bekijkt de bestaande literatuur om meer inzicht te verkrijgen in deze relatie. Negatieve correlaties zijn gebleken tussen MA en slechte wiskunde prestatie, maar studies die de richting van deze relatie onderzoeken geven tegenstrijdige resultaten.

Welke studies bieden bewijs voor de deficit theory?

  • Wiskundige leerbeperkingen
  • longitudinale studies
  • numerieke verwerkingstekorten
  • genetische studies

Wat is bewijs voor het debiliating anxiety model?

  • Alternatieve studies
  • experimentle studies
  • stereotype threat studies
  • neuroimaging studies

Wat stelt de reciprocal theory?

Het bewijs is tegenstrijdig: sommige studies bieden meer bewijs voor de ene theorie, terwijl andere studies duidelijk de tweede theorie steunen. Een mogelijke verklaring is Reciprocal Theory: MA kan ontwikkelen uit non-prestatie factoren, zoals biologische neiging, of uit tekorten in prestatie. Vervolgens kan MA verdere prestatietekorten veroorzaken door vermijding en verstoring van het werkgeheugen

WAt is bewijs voor de reciprocal theory?

deze wederzijdse relatie kan het beste worden onderzocht door longitudinale studies, omdat deze kunnen bepalen of MA of zwakke prestatie eerst ontwikkelt. Er is wel non-longitudinale data dat suggereert dat de Reciprocal Theory de beste verklaring is. Zo blijkt eerdere prestatie invloed te hebben op MA, waarna MA toekomstige prestatie verder zou beïnvloeden. Veel onderzoek geeft echter bewijs voor enkel één van beide theorieën.

Hoe kan verklaard worden dat onderzoek vaak bewijs geeft voor 1 van beide theorien?

Methodologische beperkingen
1) De mechanismes gesteld door de deficit theory zijn lange-termijn, waarbij het schadelijke effect van slechte prestatie op angst over meerdere jaren plaatsvindt. De theorie zou daarom vaak worden gesteund door lange-termijn longitudinale studies.
2) Aan de andere kant stelt het debilitating anxiety model dat onmiddellijke mechanismes voor angst interfereren met prestatie. Dit kan verklaren waarom het model het best wordt gesteund door experimentele studies.

Wat stelt de distraction account?

Volgens de distraction account zouden stressvolle situaties individuen in een dubbele taak situatie plaatsen, namelijk uitvoering van de taak zelf en prestatie-gerelateerd piekeren. Beide taken strijden voor de capaciteit van het werkgeheugen, waardoor de focus op de taak wordt verstoord en prestatie verslechterd. In minder stressvolle omstandigheden kan dit werkgeheugen daarentegen volledig worden toegewijd aan de wiskundige taak.

Wat onderzocht het onderzoek van Beilock uit 2004?

grote berekeningen betrekken meer stappen en vereisen behoudt in geheugen van meer tussengelegen producten, waardoor meer belasting op WM wordt gelegd. Als druk invloed heeft op WM zou prestatie eerder verminderen op problemen die WM sterk belasten, vergeleken met problemen die WM minder belasten. Dit werd getest door participanten te verdelen in twee groepen:
  • high pressure
  • low pressure

Wat onderzocht het onderzoek vna beilock uit 2007?

er wordt gesuggereerd dat bepaalde componenten van WM meer betrokken zijn bij verbale processen of meer bij visueel-ruimtelijke processen. Als piekeren verbale componenten van WM belast, zou prestatie op wiskundige problemen die sterk afhangen van verbale middelen vooral worden beperkt onder stress.

Welke hypothese werd onderzocht?

Deze hypothese werd onderzocht met een verschillend type stress, namelijk negativeperformance stereotypes. Vrouwen met presentatie van een negatief stereotype (vb. mannen zijn beter in wiskunde) werden vergeleken met vrouwen zonder deze informatie. Hierbij werden wiskundige problemen in horizontaal of verticaal formaat gepresenteerd:
 Horizontaal formaat zou sterk afhangen van verbale middelen, omdat individuen probleemstappen verbaal in hun geheugen behouden (herhalen in hun hoofd).
 Verticaal formaat zou sterk afhangen van visueel-ruimtelijke middelen, omdat individuen verticale problemen neigen op te lossen in een ruimtelijke mentale werkplek, net zoals ze zulke problemen op papier zouden oplossen.

Wat gebeurde er in het tweede experiment?

maakten vrouwen weer horizontale wiskundeproblemen na te worden herinnerd aan genderverschillen in wiskunde. Daarna maakten ze een tweede taak die het behoudt van verbale óf ruimtelijke informatie in geheugen vereiste. Als ST sterke impact heeft op verbale uitvoeringen door situatie-gerelateerd piekeren, zouden deze individuen slechter moeten presteren op een verbale taak na ST in wiskunde.

Wat werd onderzoek in 2005 Beilock?

ndividuen met lage en hoge WM capaciteit moesten wiskundige taken uitvoeren onder een lage druk en hoge druk test. 1) Low pressure: individuen met hoge WM presteerden beter dan individuen met lage WM onder condities van lage druk.
2) High pressure: individuen met hoge WM presteerden slechter dan individuen met lage WM onder condities van hoge druk. De prestatie van individuen met lage WM werd niet beïnvloed door druk.

Waarom wordt prestatie van hoge WM individuen negatief beïnvloed?

Individuen met hoge WM capaciteit zouden meer steunen op veeleisende procedures in plaats van short cuts, omdat zij de middelen hebben om zo succesvol antwoorden te berekenen. Individuen met lage WM capaciteit steunen daarentegen wel op short cuts, omdat zij niet de middelen hebben om succesvol veeleisende berekeningen uit te voeren.

Wat werd onderzocht in studie 1?

n de eerste studie werd voorspeld dat wiskunde prestatie slechter zou zijn onder hoge druk situaties, maar dat schrijven over deze gedachtes onmiddellijk voor de test dit effect zou elimineren. Studenten werden gevraagd twee korte modular arithmetic tests te maken, als pre-test en post-test.

Wat werd onderzocht in studie 2?

Uit studie 1 is het onduidelijk of schrijven over test-gerelateerde gedachtes per se het falen onder druk voorkomt, of dat iedere vorm van schrijven de relatie tussen druk en prestatie kan verminderen. Mogelijk zou schrijven, ongeacht de inhoud, aandacht wegleiden van de situatie en dus prestatie positief beïnvloeden. Dit werd onderzocht in studie 2, waarbij een conditie werd toegevoegd waarin studenten schreven over een niet-gerelateerde en nietemotionele gebeurtenis (niet-gerelateerd schrijven groep) voor de post-test. Alle studenten in studie 2 kregen het hoge druk scenario gepresenteerd.

Wat werd onderzocht in studie 3 en 4?

Als expressief schrijven de testprestatie verbetert door het verminderen van indringende gedachtes en piekeren, zouden studenten die het meest vatbaar zijn voor piekeren (hoge test anxiety) de grootste voordelen moeten tonen. Verder, als test anxiety de reden is dat studenten slecht scoren op examens, zou expressief schrijven de negatieve relatie tussen test anxiety en prestatie moeten elimineren.

Waarom was er een negatieve relatie tussen test anxiety en examenprestatie in de controle conditie, maar niet in de expressief schrijven conditie?

Als schrijven de impact van piekeren op prestatie verlicht, zouden studenten hoog in test anxiety het meest moeten profiteren van schrijven. Zo zouden deze individuen presteren naar het niveau van studenten laag in test anxiety, waardoor de relatie tussen test anxiety en prestatie wordt geëlimineerd. Deze hypothese werd getest door studenten over beide studies te verdelen in groepen op basis van hun niveau in test anxiety.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo