Ontwikkeling en Psychopathologie - P&T: Modellen voor de Ontwikkeling van Kinderen, Psychopathologie en Behandeling
12 belangrijke vragen over Ontwikkeling en Psychopathologie - P&T: Modellen voor de Ontwikkeling van Kinderen, Psychopathologie en Behandeling
Als we het hebben over modellen van de ontwikkeling, psychopathologie en interventies, welke drie kenmerken heeft het dan?
- Vaak afzonderlijk gepresenteerd, maar ze sluiten elkaar niet uit
- Ze vormen meestal een complementair perspectief op complexe klinische patronen.
Verklarende modellen over patronen van emotie, cognitie en gedrag
Modellen van ontwikkeling, psychopathologie en behandeling stellen ons in staat om onze klinische waarnemingen van kinderen en onze onderzoeksresultaten te organiseren in coherente, informatieve verslagen. De constructie van modellen is een continu proces. Hoewel deze modellen afzonderlijk worden gepresenteerd en geconceptualiseerd, sluiten ze elkaar niet uit. Wat benadrukken continue modellen en discontinue van psychopathologie?
Discontinue modellen van psychopathologie = leggen daarentegen de nadruk op discrete en kwalitatieve verschillen in individuele patronen van emotie, cognitie en gedrag; er is een duidelijk onderscheid tussen wat normaal is en wat niet.
Wat stellen fysiologische modellen? Wat is hierbij het diathese stress model?
- Diathese-stressmodel: stelt dat de aanwezigheid van beide diatheses (fysiologische kwetsbaarheden, zoals genetische afwijkingen) in combinatie met extra stress (zowel fysiologische als omgevingsfactoren) kan leiden tot het ontstaan van een stoornis.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Bij fysiologische modellen ligt de nadruk op fysiologische basis van alle psychologische processen en gebeurtenissen (structureel, biologisch en chemisch). Je hebt hierbij genen x omgeving. Wat houden hierbij passieve, actieve, evocatieve correlaties in en gen-omgeving interactie?
- Passieve correlaties = waarbij kinderen worden blootgesteld aan verschillende omgevingen van hun genetisch verwante ouders
- Actieve correlaties = waarbij kinderen hun eigen omgeving selecteren of creëren als functie van hun genetische achtergrond
- Evocatieve correlaties = waarbij kinderen verschillende reacties of reacties ervaren op hun genetisch beïnvloede emoties of gedragingen
- Gen-per-omgeving-interacties = omvatten differentiële gevoeligheid of vatbaarheid voor omgevingen of ervaringen.
Bij fysiologische modellen ligt de nadruk op fysiologische basis van alle psychologische processen en gebeurtenissen (structureel, biologisch en chemisch). Hierbij heb je connectome, wat houdt dit in? Hoe kijken we naar de hersenen? Wat is een ander kenmerk?
- Connectome: diagram van de neurale verbindingen van de hersenen
- Ervaringsafhankelijke hersenplasticiteit
Wat zijn nodes, hubs en modules?
- Hubs zijn nodes met veel verbindingen met andere nodes.
- Module is een groep van nodes die een sterke onderlinge connectie hebben.
Wat houden gedragsmodellen in? Waar ligt de nadruk op? Licht toe aan de hand van 4 punten
Nadruk op:
- Normaal en afwijkend gedrag wordt geleerd: Klassieke conditionering, operante conditionering en observationeel leren
- Individueel waarneembaar gedrag in een specifieke omgeving
- Cognitieve tekortkomingen of defecten met betrekking tot leerprocessen van het kind
- Componenten en processen van de geest en mentale ontwikkeling.
--> HET COMBINEREN VAN COGNITIEVE EN GEDRAGSPERSPECTIEVEN WORDT OOK WEL THIRD WAVE APPROACH GENOEMD
Wat houden cognitieve gedragsmodellen in?
Wat houden probabilistische modellen en neo-constructivistische modellen in?
Neo- constructivistische modellen: leggen de nadruk op de evolutionaire contexten, op ervaringsgericht leren (een voorbeeld van een hersen-gedragsrelatie), en op zowel kwalitatieve als kwantitatieve verandering in de hele ontwikkeling.
Wat houden familiemodellen in? Waar ligt de nadruk op? Licht toe aan de hand van drie punten
Nadruk op:
- Inzicht in persoonlijkheid en psychopathologie van het kind op basis van gezinsdynamiek
- Gezien de gedeelde (gedeelde) en niet-gedeelde (niet-gedeelde) omgeving van gezinsleden
- Diagnostiek en therapie gericht op het kind binnen de gezinssetting.
Wat houden socio culturele modellen in? En waar ligt de nadruk op (x4).
Nadruk op:
- Sociale context, inclusief geslacht, etniciteit en sociaaleconomische status.
- Cultuur heeft invloed op de ontwikkeling
- Componenten van ecologische modellen zijn huis, klaslokalen en de buurt
- Geboortecohort: mensen die in een bepaalde historische periode zijn geboren, delen belangrijke ervaringen en gebeurtenissen.
Socioculturele modellen: benadrukken de invloed van de sociale context op de ontwikkeling van het individu. Een belangrijk model hierbij is het bronfenbrenner model, welke vijf systemen zijn er hierbij?
1. Micro-systeem: familie, vrienden, school, werkplaats, kerk en de buurt.
2. Meso-systeem: dezelfde invloeden, maar dan op een indirect niveau.
3. Exo-systeem: economisch, politiek, educatief, religieus en bestuurlijk systeem.
4. Macrosysteem: overkoepelende normen en waarden.
5. Chronosysteem: de generatie, of het tijdperk.
Mensen die in ring 5 overeenkomen behoren tot hetzelfde geboortecohort. Ze zijn geboren in een specifieke historische periode en delen belangrijke ervaringen en gebeurtenissen (bijv. 9/11 en de Hongerwinter).
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden