Persoonlijkheidsstoornissen - N&H: Persoonlijkheidsstoornissen

21 belangrijke vragen over Persoonlijkheidsstoornissen - N&H: Persoonlijkheidsstoornissen

Wat houdt persoonlijkheid in en wat is hierbij een persoonlijkheidskenmerk? Een belangrijk model hierbij is het vijffactoren model, wat houdt dit in?

- Persoonlijkheid = een duurzaam patroon van waarnemen, voelen, denken over en relateren aan zichzelf en de omgeving.
- Een persoonlijkheidskenmerk = een prominent aspect van de persoonlijkheid dat relatief consistent is in de tijd en in situaties.
- Vijffactorenmodel = een dimensionaal perspectief dat stelt dat ieders persoonlijkheid is georganiseerd langs vijf brede persoonlijkheidskenmerken (BIG-5). Lijkt sterk beinvloed te worden door genetica.

De DSM-5 bevat twee modellen van persoonlijkheidsstoornissen: categorisch en dimensionaal. Wat is het verschil?

- Categorisch model = definieert 10 verschillende persoonlijkheidsstoornissen aan de hand van verschillende criteriasets, en dit model is bedoeld voor klinisch gebruik.
- Dimensionaal model = is ontwikkeld voor de DSM-5 en is opgenomen in een ander deel van het handboek dat is ontworpen voor verder onderzoek. Het gaat ervan uit dat normale en abnormale persoonlijkheid op een geïntegreerd continuüm van de persoonlijkheid vallen, waarbij persoontijkheidsstoornissen meer extreme en maladaptieve varianten van persoonlijkheidskenmerken vertegenwoordigen.

Persoonlijkheidsstoornissen zijn geclusterd in drie clusters. Welke drie stoornissen vallen onder cluster A: Buitensporig excentrieke persoonlijkheidsstoornissen?

Cluster A: Buitensporig excentrieke persoonlijkheidsstoornissen cluster omvat drie stoornissen = paranoïde, schizoïde en schizofrene persoonlijkheidsstoornissen, gekenmerkt door vreemd of excentriek gedrag en denken.
- Hun gedrag lijkt vaak vreemd, excentriek en ongepast. Kunnen voorlopers zijn van schizofrenie. Bovendien komen deze stoornissen vaak voor bij mensen met eerstegraads verwanten die schizofrenie of een vervolgde waanstoornis hebben.

  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Persoonlijkheidsstoornissen zijn geclusterd in drie clusters. Onder cluster A vallen hierbij paranoide, schizoide en schizofrene stoornissen. Wat is een paranoide persoonlijkheidsstoornis en waar hebben deze mensen een verhoogd risico op?

Paranoïde persoonlijkheidsstoornis = een patroon van doordringend wantrouwen en achterdocht van anderen (wordt boosaardig geinterpreteerd). Geloven dat anderen hen chronisch proberen te bedriegen/uit te buiten, bang slachtoffer te worden, hypervigalen, zeer gevoelig voor kritiek, interpreteren situaties verkeerd, teruggetrokken of vijandig.
- Mensen met een paranoïde persoonlijkheidsstoornis lopen een verhoogd risico op = ernstige depressies, angststoornissen, middelenmisbruik en psychotische episodes.

Persoonlijkheidsstoornissen zijn geclusterd in drie clusters. Onder cluster A vallen hierbij paranoide, schizoide en schizofrene stoornissen. Wat kunnen we zeggen over genetische, cognitieve en sociale factoren?

- Genen = het komt vaker voor in families met schizofrenie, wat suggereert dat deze stoornis deel kan uitmaken van het schizofrenie spectrum van stoornissen. De erfelijkheid ligt rond de .50.
- Cognitieve theorieën stellen = dat de paranoïde persoonlijkheidsstoornis het resultaat is van een onderliggend geloof dat andere mensen kwaadaardig zijn in combinatie met een gebrek aan zelfvertrouwen.
- Sociale bijdragers = etnische minderheden rapporteren hogere percentages van paranoïde persoonlijkheidsstoornis door blootstelling omgevingsfactoren zoals discriminatie, vooroordelen en een lage socio-economische status.
- Cognitieve gedragstherapie is effectief

Persoonlijkheidsstoornissen zijn geclusterd in drie clusters. Onder cluster A vallen hierbij paranoide, schizoide en schizofrene stoornissen. Wat houdt schizotypische persoonlijkheidsstoornis? De onderscheidende kenmerken van schizofrene persoonlijkheidsstoornissen zijn de cognitieve en perceptuele vervormingen, en vreemd en excentriek gedrag, dat in vier categorieën valt. Welke vier categorieen zijn dit? Wat is de prevalentie?

Schizotypische persoonlijkheidsstoornis = deze mensen vertonen symptomen die lijken op die van schizofrenie, maar dan in een mildere vorm: neiging om sociaal geïsoleerd te zijn, beperkte emoties, ongemakkelijk in relaties. Als kind passief, sociaal niet-geïsoleerd en overgevoelig voor kritiek. Spraak is indirect, vaag of overontwikkeld. Echter niet zo groot als bij schizofrenie (ze houden namelijk basiscontact met werkelijkheid).
- 4 categorieen: 1. Paranoia of achterdocht; 2. Referentie-ideeën (willekeurige gebeurtenis heeft specifieke betekenis); 3. Vreemde overtuigingen en magisch denken, 4. illusies (bijna als hallucinaties).
- Prevalentie = vaker mannen dan vrouwen

Schizotypische persoonlijkheidsstoornis is de meest onderzochte van  Cluster A. Wat kunnen we zeggen over de oorzaak van schizotypische persoonlijkheidsstoornis: beschrijf met betrekking tot genetica, hersenafwijkingen en sociale factoren.

- Genetica = Erfelijkheid .81 (heel hoog). Het komt veel vaker voor bij de eerstegraads familieleden van mensen met schizofrenie.Een gen dat het NMDA-receptorsysteem reguleert is geassocieerd met zowel schizofrenie als schizotypische persoonlijkheidsstoornis
- Hersenafwijkingen = mensen met een schizotypische persoonlijkheidsstoornis veel van dezelfde cognitieve stoornissen als mensen met schizofrenie. Er is vaak een ontregeling van dopamine en een afname in volume prefrontale cortex. 
- Sociale factoren: mishandeling/misbruik als kind
- Behandeling = anti-psychotica, anti-depressiva en gedragstherapie.

Cluster B bestaat uit dramatisch-emotionele persoonlijkheidsstoornissen. Welke vier stoornissen vallen hieronder en welke klachten hebben ze?

Cluster B omvat vier stoornissen die worden gekenmerkt door dramatisch, grillig of emotioneel gedrag en interpersoonlijke relaties: asociaal, histrionisch. borderline en narcistische persoonlijkheidsstoornissen.
- Mensen die gediagnosticeerd warden met deze stoornissen hebben de neiging om manipulatief, vluchtig en onverschillig te zijn in sociale relaties en gevoelig voor impulsief gedrag. Zij kunnen zich op overdreven manieren gedragen of zelfs proberen zelfmoord te plegen om te proberen de aandacht te krijgen.

Cluster B omvat vier stoornissen: asociaal, histrionisch. borderline en narcistische persoonlijkheidsstoornissen. De biologische en psychosociale factoren in verband met ASPD zijn vergelijkbaar met die in verband met CD. Wat kunnen we stellen over genetica, sociale factoren, gezinsfactoren en cognitieve factoren bij een asociale stoornis?

- Genetica = concordantie 50%. Genen en epigenetica betrokken bij serotonine spelen een rol.
- Sociale factoren = lage SES
- Gezinsfactoren = tegenspoed en mishandeling in de kindertijd
- cognitieve factoren = tekorten in verbale vaardigheden en uitvoerende functies zoals abstract redeneren het vermogen om te plannen en doelgerichte sequenties van gedrag te initiëren (prefrontale cortex).
--> Mensen met deze stoornis hebben de neiging om te geloven dat ze geen behandeling nodig hebben. CGT is effectief, net zoals Lithium en atypische antipsychotica met antiseizuur-middelen.

Cluster B omvat vier stoornissen: asociaal, histrionisch. borderline en narcistische persoonlijkheidsstoornissen. Wat houdt borderline persoonlijkheidsstoornis in? Wat zijn de ijkpunten? Wat is de comorbiditeit en de prevalentie?

Borderline persoonlijkheidsstoornis = verwijst naar een patroon van instabiliteit van interpersoonlijke relaties, zelfbeeld en affect, en een duidelijke impulsiviteit beginnend bij de vroege volwassenheid.
- Ijkpunten: extreme emoties (reguleren ervan, door problemen in kindertijd), negatievere basislijn, negatievere interpretatie, herkauwen, overgevoeligheid voor overgave, vastklampen anderen, kwetsen van zichzelf, fundamenteel gebrek aan identiteit, slecht zelfbeeld, gevoeligheid voor dissociatieve toestanden, vaak dingen zien als afwijzing, neiging tot impulsief beschadigend gedrag zoals verminking.
- Comborbiditeit = depressie, gegeneraliseerde angststoornis, paniekstoornis, of somatoforme stoornis.
- Prevalentie = meer vrouwen dan mannen: 85 % vertoont binnen 10 tot 15 jaar een remissie van de symptomen, slechts klein percentage terugval.

Bij borderline is er een fenomeen genaamd splitting, wat houdt dit in?

Splitting: mensen met borderline hebben waarschijnlijk nooit geleerd om positieve en negatieve dingen te integreren, zij beoordelen dingen vaak via één van de twee uiterste. Iemand is in de eerste instantie helemaal geweldig, maar kan even later als grootste vijand worden bestempeld. Dit fenomeen wordt ook wel splitting genoemd.

Cluster B omvat vier stoornissen: asociaal, histrionisch. borderline en narcistische persoonlijkheidsstoornissen. Wat stellen psychoanalytische en biologische theorieen over borderline en wat is een behandeling voor borderline?

- Psychoanalytische theorieën: stellen dat mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis nooit geleerd hebben om hun kijk op zichzelf volledig te onderscheiden van hun kijk op anderen (splitsing: zichzelf zien als goed of slecht).
- Biologische theorie: amygdala en hippocampus zijn kleiner in volume, samen met structurele en metabole afwijkingen in de prefrontale cortex. Misschien gevolg van genetische factoren of mishandeling.
- Behandeling: dialectische gedragstherapie, net zoals STEPPS (systems training for emotional predictability and problem solving). Dit is een groepstherapie. Tevens TFP en mentalization treatment.

Cluster B omvat vier stoornissen: asociaal, histrionisch. borderline en narcistische persoonlijkheidsstoornissen. Wat zijn histrionische persoonlijkheidsstoornissen? Wat is de prevalentie, wat kunnen we zeggen over genetische factoren en de behandeling?

Histrionische persoonlijkheidsstoornis: deelt  kenmerken met borderline persoonlijkheidsstoornis (verschuivende, intens, onstabiele emoties), maar ze willen in het MIDDELPUNT staan. Ze kunnen zeer dramatisch zijn, neiging om medische problemen te overdrijven (zoals bij somatoforme stoornis).
- Prevalentie = Vrouwen hebben meer kans om gediagnosticeerd te worden met de stoornis.
- Genetica = familiair, maar genetisch niet duidelijk.
- Behandeling = Psychodynamische behandelingen en CGT

Cluster B omvat vier stoornissen: asociaal, histrionisch. borderline en narcistische persoonlijkheidsstoornissen. Wat zijn narcistische persoonlijkheidsstoornissen? Wat is het verschil met histrionische stoornis? Wat zijn de twee subtypes van narcisme?

Narcistische persoonlijkheidsstoornis: vergelijkbaar met die van histrionische persoonlijkheidsstoornis (dramatisch handelen, bewondering bij anderen, oppervlakkig in relaties anderen). Verschil is dat histrionische mensen goedkeuring willen, terwijl narcisten opgeblazen evaluaties hebben en niet afhankelijk zijn van anderen (grootsheid!).

Twee verschillende subtypes van narcisme:

1. Grandioos narcisme: waarbij vooral sprake is van grootsheid en superioriteitsstandpunten die ertoe leiden dat mensen manipulatief en uitbuitend zijn
2. Kwetsbaar narcisme: waarbij mensen op zichzelf gericht en anderen vermijden omdat ze overgevoelig zijn voor afwijzing en kritiek.
--> Wat de twee subtypes gemeen hebben is de persoonlijkheidskenmerk van het interpersoonlijke antagonisme.

Cluster B omvat vier stoornissen: asociaal, histrionisch. borderline en narcistische persoonlijkheidsstoornissen. Wat is de prevalentie van narcisme? Wat stellen psychodynamische theorieen en wat zijn familiefactoren die meespelen? En is er een behandeling?

- Prevalentie = Deze stoornis komt meer voor bij jongere volwassenen, en mensen met de diagnose hebben hoge percentages van middelenmisbruik en van stemmings- en angststoornissen.
- Psvchodynamisch georiënteerde theorieën: suggereren dat de symptomen maladaptieve strategieën zijn voor het beheer van emoties en zelfbeeld.
- Familiefactoren: tegenspoed, zoals misbruik, verwaarlozing, permissieve opvoeding (grandioos narcisme) en overdreven controle (kwetsbaar narcisme).
- Behandeling: zoeken vaak geen behandeling, maar CGT helpt

Cluster C: Angstaanjagende persoonlijkheidsstoornissen. Welke stoornissen vallen hieronder? Wat zijn de symptomen?

De cluster C angstaanjagende persoonlijkheidsstoornissen: vermijdbare, afhankelijke en obsessiefcompulsieve persoonlijkheidsstoornissen
- Worden gekenmerkt door een chronisch gevoel van angst of vrees en gedragingen die bedoeld zijn om gevreesde situaties af te weren. Mensen met deze stoornissen hebben de neiging om nerveus en ongelukkig te zijn.

De cluster C angstaanjagende persoonlijkheidsstoornissen: vermijdbare, afhankelijke en obsessiefcompulsieve persoonlijkheidsstoornissen. Wat houdt een vermijdbare persoonlijkheidsstoornis in? Wat zijn de twee pathologische kenmerken en wat is het verschil met een sociale angststoornis?

Vermijdbare persoonlijkheidsstoornis: hebben een laag zelfbeeld, zijn geneigd tot schaamte en zijn uiterst bezorgd over kritiek.
- De twee pathologische persoonlijkheidskenmerken die hen kenmerken zijn: negatieve affectiviteit en onthechting.
- Verschil met sociale angststoornis: mensen met een vermijdbare persoonlijkheidsstoornis hebben meer de neiging om een ernstiger en meer algemene angst voor sociale situaties te hebben dan mensen met een sociale angststoornis en worden meer chronisch belemmerd door hun angst. Sociaal isolement is bij de vermijdingsstoornis te wijten aan angst voor vermijding, terwijl bij de schizoïde mensen het gevolg is van sociale onthechting.

De cluster C angstaanjagende persoonlijkheidsstoornissen: vermijdbare, afhankelijke en obsessiefcompulsieve persoonlijkheidsstoornissen. Wat kunnen we stellen over vermijdbare persoonlijkheidsstoornis en genetische, familie en cognitieve factoren? Wat is de behandeling?

- Genetica = genen spelen een rol
- Familiefactoren = geen verband met kindermishandeling, maar wel hoger percentage emotioneel verwaarlozing
- Cognitieve theorieën = suggereren dat mensen met een vermijdbare persoonlijkheidsstoornis dysfunctionele overtuigingen ontwikkelen over het feit dat ze waardeloos zijn als gevolg van afwijzing door belangrijke anderen in het begin van hun leven.
- Behandeling = CGT

De cluster C angstaanjagende persoonlijkheidsstoornissen: vermijdbare, afhankelijke en obsessiefcompulsieve persoonlijkheidsstoornissen. Wat houdt een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis in? Wat zijn de symptomen, wat is de prevalentie en welke rol speelt genetica? Wat is de behandeling?

Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis = deze mensen zijn bezorgd over interpersoonlijke interacties, komt voort uit behoefte om te worden verzorgd.
- Ze ontkennen eigen gevoelens en gedachten, ze klampen zich vast aan anderen, kunnen alleen in relatie functioneren, ze vrezen verlies waardoor ze zich laten uitbuiten.
- Prevalentie = Meer vrouwen dan mannen worden gediagnosticeerd met een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis, en depressieve en angststoornissen komen vaak voor bij personen met deze diagnose.
- Genetica = familair, erfelijkheid is .81.
- Behandeling = zoeken vaak behandeling, zoals CGT of psychodynamische therapie.

De cluster C angstaanjagende persoonlijkheidsstoornissen: vermijdbare, afhankelijke en obsessiefcompulsieve persoonlijkheidsstoornissen. Wat houdt dit in en wat is het verschil met OCD?

Obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis (meest voorkomend) = baseren hun gevoel van eigenwaarde op hun productiviteit en op het behalen van onredelijk hoge doelen.
- Symptomen: Dwangmatig, perfectionistisch, geen relatie met anderen, gevoelig voor depressie, angst en eetstoornissen (ernstigere gevolgen).
- Verschil met OCD = De obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis gaat echter gepaard met een meer algemene manier van interactie met de wereld, terwijl OCD vaak alleen specifieke obsessieve gedachten en dwangmatig gedrag met zich meebrengt. Tevens ervaren mensen met OCD-obsessies en dwangneuroses als opdringerig en ongewenst, terwijl mensen met een obsessiefcompulsieve persoonlijkheidsstoornis hun zorgen meestal zien als onderdeel van hun persoonlijkheid.

De cluster C angstaanjagende persoonlijkheidsstoornissen: vermijdbare, afhankelijke en obsessiefcompulsieve persoonlijkheidsstoornissen. Welke rol speelt genetica en  familiefactoren bij de ontwikkeling van obsessiefcompulsieve persoonlijkheidsstoornis? En wat is de behandeling?

- Genetica = vergelijkbare genetische factor als OCD.
- Familiefactoren = lichamelijke verwaarlozing
- Behandeling = gedragstherapie + ondersteunende therapie

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo