Samenvatting: Op Niveau | 9789006921601 | Samen spelen
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Op niveau | 9789006921601 | Samen spelen
-
1 Nl
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe kun je van moeilijke woorden de betekenis achterhalen?
1 zoek naar een synoniem
2zoek naar een antoniem
3zoek naar de beschrijving in de tekst
4kijk naar de delen waarbij het woord is opgebouwd
5zoek naar een voorbeeld in de tekst
6kijk naar de afbeelding in de tekst
7zoek de betekenis op in een woordenbook -
1.3 grammatica
Dit is een preview. Er zijn 7 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3
Laat hier meer flashcards zien -
Bez. Vnw kan bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt worden, geef voorbeelden.
Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, zijn, haar, ons enzovoort. Ze drukken uit dat er een relatie van bezit of herkomst is tussen een persoon of zaak en een zelfstandig naamwoord: mijn auto, haar vader.
Bezittelijke voornaamwoorden kunnen bijvoeglijk en zelfstandig worden gebruikt. Bij bijvoeglijk gebruik staan ze voor een zelfstandig naamwoord (bijvoorbeeld jouw fiets), bij zelfstandig gebruik worden ze voorafgegaan door de of het (bijvoorbeeld jouw fiets en de mijne). -
2 Fictie
-
2.1.1 Over lezen
Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Noem 1 woord voor spreekwoorden, uitdrukkingen en figuurlijk taalgebruik.
beeldspraak -
2.1.2 lezen blok 2
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1.2
Laat hier meer flashcards zien -
noem zo veel mogelijk signaalwoorden bij de 3 moeilijke signaalwoordgroepen
uitspraak-conclusie: dus, concluderend, hieruit volgt
uitspraak-samenvatting: kortom, samenvattend, al met al, met andere woorden
uitspraak-voorwaarde: mits, als, indien, tenzij, op voorwaarde dat. -
2.2 Gedicht
Dit is een preview. Er zijn 17 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.2
Laat hier meer flashcards zien -
noem 5 stijlfiguren in een verhaal. (woorden)
herhaling
opsomming
tegenstelling
overdrijving
ironie
sarcasme -
3 Blok 3
-
3.2 over lezen
Dit is een preview. Er zijn 12 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3.2
Laat hier meer flashcards zien -
probleem of opdracht en doel
waar het boek mee te maken heeft, wat er gebeurt. -
met welke 4 dingen beschrijf je een hoofdpersoon.
Uiterlijk
kenmerken (geslacht, leeftijd, gezondheid en achtergrond.)
karaktereigenschappen (hoe hij is)
relaties (wat hij met andere mensen heeft) -
Hoe herken je de hoofdpersoon?
- Je herkent de hoofdpersoon omdat daar het meest van verteld wordt. Wat hij/zij doet, eruit ziet, of denkt en voelt
- Het grootste deel van vehaal beleef je vanuit hoofdpersoon
- De hoofdpersoon heeft in het verhaal een belangrijk probleem of opdracht en een duidelijke doel (het probleem oplossen of opdracht volbrengen) -
Welke rollen kan een bijfiguur hebben?
- helper: helpt hoofdpersoon bij oplossen v probleem
- tegenstander: maakt het de hoofdpersoon moeilijk -
3.3 Nevenschikkende en onderschikkende zinnen
Dit is een preview. Er zijn 9 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3.3
Laat hier meer flashcards zien -
wat is een enkelvoudige zin?
een zin met een persoonsvorm.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden