Samenvatting: Op3: Experiment

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
LET OP!!! Er zijn slechts 38 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van OP3: Experiment

  • Tenta

    Dit is een preview. Er zijn 28 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 28/01/2020
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat zijn 3 principes van de wetenschappelijke methode?

    1. Het is empirisch: observatie
    2. Het is openbaar: andere wetenschappers moeten in staat zijn het na te kunnen doen
    3. Het is objectief: vooroordelen van onderzoeker mogen uitkomsten niet beinvloeden.
  • Aan welke 4 dingen moet een goede hypothese voldoen?

    1. Logisch: gebaseerd op gevestigde theorieën of eerder onderzoek.
    2. Toetsbaar: variabelen moeten gemeten en geobserveerd kunnen worden.
    3. Weerlegbaar: moeten ook onderzoeksresultaten uit kunnen komen die in strijd zijn met hypothese.
    4. Positief: moet verschil aanduiden tussen iets.
  • Noem de laatste 5 stappen van het onderzoeksproces.

    6. Onderzoeksdesign selecteren: between, within, factorieel, etc.
    7. Onderzoek uitvoeren: data verzamelen, lab of veld, individueel of groepen?
    8. Data evalueren: geschikte statistieken uitzoeken
    9. Resultaten rapporteren: vastgestelde richtlijnen gebruiken in rapportage
    10. Verfijnen en opnieuw formuleren onderzoeksidee.
  • Noem 5 soorten onderzoeksstrategie bij kwantitatief onderzoek.

    1. Descriptief: omschrijving van variabelen van specifieke groep verkrijgen
    2. Correlationeel: relatie tussen variabelen aantonen
    3. Experimenteel: oorzaak-gevolg relatie aantonen
    4. Quasi-experimenteel: oorzaak-gevolg relatie aan proberen te tonen maar kan nooit helemaal uitgesloten worden
    5. Niet-experimenteel: relatie vinden zonder uit te leggen, beetje als correlatie dus.
  • Noem 3 soorten bedreigingen voor de externe validiteit.

    1. Generaliseren over participanten: selectie bias, college studenten, vrijwilligers bias, kenmerken participanten

    2. Generaliseren over eigenschappen van de studie: novelty effect, meerdere behandelingen, kenmerken van de onderzoeker.

    3. Generaliseren over eigenschappen van de metingen: pretest sensitisatie, generaliseerbaarheid over types metingen, tijd van de meting.
  • Noem 3 soorten bedreigingen voor de interne validiteit.

    1. Omgevingsvariabelen: zoals temperatuur of licht
    2. Individuele verschillen: assignment bias (toewijzing groepen zorgt voor verschillen tussen groepen)
    3. Tijdsgerelateerde variabelen.
  • Noem 5 soorten tijdsgerelateerde variabelen die een bedreiging vormen voor de interne validiteit.

    1. Geschiedenis: factoren die ervoor zorgen dat de participant verandert door de tijd heen

    2. Maturation (rijping): fysieke of psychologische veranderingen van participant zoals moeheid of veel nadenken

    3. Instrumentatie: verandering in meetinstrument tijdens onderzoek

    4. Testeffecten (order effects): carry-over: test 1 heeft invloed op test 2. Practice effects: wanneer je meerdere keren iets moet doen krijg je gewenning

    5. Regressie naar het gemiddelde: extreme gemiddelden bij een meting hebben neiging minder extreem te zijn bij tweede meting.
  • Uit welke 4 elementen bestaat een true experiment?

    1. Manipulatie: onafhankelijke variabele wordt gemanipuleerd waardoor er meerdere groepen ontstaan.
    2. Measurement (meting): afhankelijke variabele wordt gemeten voor alle condities
    3. Comparison (vergelijking): de scores worden vergelijken tussen alle condities. Verschillen laten zien dat de manipulatie heeft gezorgd voor een verandering in de scores.
    4. Controle: alle andere variabelen worden gecontroleerd om te voorkomen dat zij geen invloed uitoefenen op het effect. Alleen de onafhankelijke variabele mag zorgen voor het effect.
  • Welke 3 technieken zijn er om een storende variabele te controleren?

    1. Randomisatie: willekeurig toedelen participanten aan een conditie, hierdoor heeft bijvoorbeeld leeftijd en geslacht geen invloed.
    2. Variabele constant houden: bijvoorbeeld alleen mannen tussen 30-35 jaar onderzoeken, zo heeft dat geen invloed, maar minder generaliseerbaar.
    3. Matching: groepen maken binnen steekproef, bijvoorbeeld groepen op leeftijd en dan die verdelen over alle condities.
  • Noem 2 manieren om externe validiteit te vergroten. (En 2 binnen de eerste).

    1. Simulatie: maken van condities dat de natuurlijke omgeving simuleert of dupliceert. Echte wereld naar het lab halen.
    - Mundane realism: in hoeverre de fysieke aspecten lijken op de echte wereld.
    - Experimenteel realisme: in hoeverre de participant niet meer denkt dat ze in een experiment zitten. Dit is belangrijker dan Mundane Realism.

    2. Veldexperiment: onderzoek wat uitgevoerd voor in de echte wereld en dus niet in een lab.
LET OP!!! Er zijn slechts 38 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart