Samenvatting: Opij1 Leereenheid 1: Verkiezingen In Java
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van OPiJ1 Leereenheid 1: verkiezingen in Java
-
1 Inleiding
-
1.1 Programeerstijlen
Dit is een preview. Er zijn 6 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is een imperatieve of procedurele programmeerstijl?
Dat is een programmeerstijl waarbij het probleem wordt gesplitst in stappen en die weer in kleinere stappen. Voorbeeld is C, COBOL, PASCAL en Basic -
1.2 JAVA
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Noem 3 redenen waarom de programmeertaal java zo populair was?
- De positionering van Java als taal voor het internet. (van statisch naar dynamisch en interactief)
- Het was gratis ter beschikking gesteld door Sun
- De taal zit goed in elkaar.
-
Wat is de taak van een compiler?
Een compiler vertaalt programma's naar machinetaal. -
Welk component is verantwoordelijk voor de verwerking van bytecode?
De JVM. -
2 Een eerste programma
-
2.2 Een programma dat stemmen uitbrengt
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.2
Laat hier meer flashcards zien -
Met welke regel begint in Java een klasse altijd?
Een klasse in Java zal altijd beginnen met de regel
public static void main(String[] args) { ....} -
Waarom moet je na een accolade altijd een stukje inspringen?
Dat bevordert de leesbaarheid. -
2.3 Het programma compileren en verwerken
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.3
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe zorg je er in Java voor dat een hele blok tekst wordt gezien als commentaar?
Dit doe je door de regel te beginnen met /* en aan het eind van het blok tekst een regel op te nemen met */ . Tussendoor gebruik je sterretjes voor de leesbaarheid. -
3 Object orientatie
-
3.1 Wat is een object
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3.1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn de twee belangrijkste kenmerken van een object?
Objecten worden gekenmerkt door een toestand en door gedragsmogelijkheden.
Stel je hebt een auto als object. De toestand van de auto op een gegeven tijdstip wordt beschreven als het totaal van relevante kenmerken op dat tijdstip. (Merk, type, kleur, kenteken, aantal gereden kilometers, versnelling. Gedragsmogelijkheden worden gevormd door de activiteiten die het object op verzoek kan uitvoeren. (Lichten aan en uit, gas geven, remmen) -
3.2 attributen en methoden
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3.2
Laat hier meer flashcards zien -
Hoeveel kenmerken kun je vastleggen in één attribuut?
Een attribuut komt altijd overeen met één kenmerk. -
Hoe wordt aangeduid of een methode een antwoord teruggeeft op een verzoek en hoe het antwoord er uit ziet?
Het woord dat voor de methode staat geeft aan of het verzoek tot een antwoord leidt en zo ja, wat voor soort antwoord.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden