Samenvatting: Organisatietheorie

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Organisatietheorie

• 1 Organisaties als rationele systemen I: De Klassieken

  Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat zijn organisaties volgens Handel?

  - Bewust opgerichte groep met bepaald doel/doelen
  (kunnen conflicteren)
  - 'Overleeft' in de regel de individuele leden van de organisatie
  (oprichter kan opvolgers vinden) 
  - In meer of mindere mate geformaliseerd in regels en hiërarchie
  (verschilt)

• Welke stromingen zijn er om organisaties te bestuderen?

  - Rationeel: organisatie als instrument 
  - Natuurlijk: het gaat om ontwikkeling van mensen en bijdragen aan de maatschappij
  - Opensysteem: hierbij wordt gekeken naar de externe omgeving (contigentiebenadering)

• Wat zijn de 'benign' en de conflict visie?

  - Benign: goedaardige, neutrale visie -> 'one best way' voor iedereen
  - Conflictvisie: botsing tussen arbeider en management door tegengestelde belangen (Marxistisch)

• Wat voor soort vragen kan je stellen over organisaties?

  - Descriptief: hoe kan een organisatiestructuur verklaard worden adhv aard van werkzaamheden en kenmerken van de omgeving?
  - Prescriptief: hoe kan een organisatie zo efficiënt mogelijk ingericht worden?

• Waarom was (het ideaaltype van) bureaucratie volgens Weber de beste organisatievorm?

  - Hoge mate van centralisering (hiërarchie) en formalisering (regels en procedures)
  - Rechtszekerheid -> onzekerheidsreductie

• Wat voor soorten gezag zijn er? (Weber)

  - Rationeel-legaal: ambtenaar volgt regels en handelt hiernaar
  - Traditioneel: het is al lang zo
  - Charismatisch: leider heeft persoonlijke eigenschappen waardoor mensen aan hem/haar gehoorzamen

• Wat houdt de rationeel-legale autoriteit in? (Weber)

  - Werkwijze is vastgelegd en geschreven -> onzekerheidsreductie
  - Binnen werkverband zijn ambtenaren alleen onderworpen aan gezag organisatieleiding (geen andere banen)
  - Hiërarchie
  - Ambtenaren geworven op basis van kwaliteiten en vrije selectie: politiek voorkeur niet belangrijk

• Wat voor kritiek leverde Lipsky op Weber?

  Ambtenaren staan in direct contact met de burger en moeten hierom discretie (beleidsvrijheid) hebben, in plaats van precies uitvoeren wat er geschreven staat. Ambtenaren worden vaak negatief afgeschilderd, maar hebben juist de beste bedoelingen (wel moeilijke beslissingen).

• Wat zijn de werkcondities van street-level bureaucrats? (Lipsky)

  - Onwillige en onvrijwillige cliënten
  - Vage, conflicterende doelen
  - Tekorten aan hulpbronnen

• Welke twee 'coping' mechanismen zijn er? (Lipsky)

  1) Hulpbronnen rantsoeneren op basis van:
  - Creaming
  - Vooroordelen
  - Morele oordelen
  2) Cliënten controleren
  - Ongelijke machtsrelatie versterken
  - Cliënten isoleren
  - Rechten als gunsten presenteren