Samenvatting: Orientatie Bedijfseconomie | 079J994018 | LOI
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Orientatie bedijfseconomie | 079J994018 | LOI
-
1 Inleiding economische begrippen
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is economisch handelen en hoe komt dit tot stand?
Beschikbare middelen kunnen op verschillende manieren gebruikt worden voor verschillende behoeften (alternatief aanwendbaar). Er word steeds een keuze gemaakt hoe de beschikbare middelen worden ingezet. Dit keuzeproces heet economisch handelen. Voorbeeld: grond voor het telen van gewassen, het vestigen van bedrijven of een nieuwe woonwijk. -
Economisch handelen vindt plaats in......? Die kunnen we indelen in (2)..... Beschrijf deze 2 en noem de kenmerken
Economisch handelen vindt plaats in huishoudingen. Die we kunnen indelen in gezinshuishoudingen en bedrijfshuishoudingen. Gezinshuishouding: vele behoeften, beperkt inkomen,er word economisch gehandeld. Bedrijfshuishoudingen: de schaarse middelen (productiecapaciteit moet zo worden gebruikt dat het resultaat ( de winst) zo hoog mogelijk is. -
1.1 Het werkterrein van de bedrijfseconomie
-
Wat is bedrijfseconomie, waar is dit een onderdeel van en waar houdt het zich mee bezig? Noem 3 voorbeelden van keuzeproblemen binnen de bedrijfseconomie?
Bedrijfseconomie is een onderdeel van de economische wetenschap. Bedrijfseconomie bestudeert het economisch handelen in bedrijfshuishoudingen. Bedrijfseconomie houdt zich bezig met keuzeproblemen die zich in bedrijfshuishoudingen voor doen. Voorbeeld: welke artikelen, welke markten, een nieuwe machine kopen of de oude repareren. -
1.2 Ondernemingsdoelen
-
Noem de 3 mogelijke doelstellingen (ondernemingsdoelen) van een bedrijfshuishouding
1. Ondernemingen, profit organisaties
2. Bedrijven ,non-profit organisaties en profit organisaties
3. Overheidsdiensten,non-profit organisaties -
Leg uit wat de bedrijfshuishouding 'onderneming' betekent en wat de ondernemingsdoelstellingen zijn. Noem drie andere ondernemingsdoelstellingen die op hetzelfde doel berusten. Leg uit wat een private onderneming, publieke onderneming en een gemengde onderneming zijn.
Eenonderneming ( profit organisatie) is eenbedrijfshuishouding die met een bepaalde hoeveelheid middelen een zo groot mogelijke winst wil behalen. Andereondernemingsdoelstellingen kunnen zijn: omzetgroei, marktaandeel, marktwaarde. Privateonderneming : benodigd vermogen wordt binnengebracht door particulieren. Publieke onderneming:vermogensverschaffing door de overheid. Gemengde onderneming:vermogensverschaffing door particulieren en overheid -
Leg uit wat de bedrijfshuishouding 'bedrijf' (non- profit en profit organisaties) betekent & wat de bedrijfsdoelstellingen zijn. Welke bedrijven zijn dit voornamelijk?
Je spreekt van een bedrijf wanneer een bedrijfshuishouding het voorzien in maatschappelijke behoeften voorop stelt en niet het winststreven. Dit zijn voornamelijk overheidsbedrijven. -
Leg uit wat de bedrijfshuishouding 'diensten' (non- profit organisaties) betekent. Wat is het verschil met de bedrijven en waar komt de financiering vandaan?
Een dienst heeft als voornaamste doelstelling het voorzien in een maatschappelijke behoefte. Anders dan bij bedrijven vindt bij de diensten de kostendekking helemaal plaats uit algemene overheidsmiddelen, zoals belastingen. -
1.3 De bedrijfskolom
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is er nodig om met bedrijfshuishoudingen tot een eindproduct te komen. Waaruit bestaat een bedrijfskolom en waar dient deze voor..? Hoe loopt de goederenstroom? Noem een voorbeeld..
Er zijn verschillendebedrijfshuishoudingen nodig. De ontwikkeling van grondstof tot eindproduct, en debedrijfshuishoudingen die hierbij betrokken zijn staan in eenbedrijfskolom . Debedrijfskolom verbindt de oerproducent met de consument. De consument maakt geen deel uit van de bedrijfskolom. De goederenstroom loopt van boven naar beneden. De geldstroom loopt van beneden naar boven. De horizontale strepen tussen iedere fase van de bedrijfskolom stellen markten voor. Voorbeeld: tarweboeren- graanhandelaren- meelfabrieken- broodfabrieken- supermarkten. -
Wanneer spreek je van een bedrijfstak?
Het geheel vanbedrijfshuishoudingen , die hetzelfde productieproces uitvoerenen zich in dezelfdebedrijfskolom bevinden. -
Binnen een bedrijfskolom binnen een bepaalde bedrijfstak van bedrijfshuishoudingen kunnen 4 bewegingsverschijnselen tegenkomen. Welke vier zijn dit?
1. Differentiatie
2. Integratie
3. Specialisatie
4. Parallellisatie
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden