Waarneming van anderen

23 belangrijke vragen over Waarneming van anderen

Welke bronnen kunnen we raadplegen om achter iemands ware gevoelens te komen?

1. Micro expressies, zoals bijvoorbeeld een kortstondige blik van teleurstelling.
2. Verschillen tussen verhullende bronnen van non-verbale communicatie.
3. Toonhoogte en tempo van spreken. mensen die liegen spreken langzamer en hoger.
4. Oogcontact.  Oogbewegingen van leugenaars zijn sneller.

Hoe gaat sociale waarneming in zijn werking?

1) non verbale informatie <-> sociale schema's <-> causale attributie(                                                                                              gevolgtrekkingen maken)
               |
2) indrukvorming via verbale informatie

Wat wordt bedoelt met het primacy effect?

Bij indruk vorming is het eerste stuk informatie belangrijker voor de beeldvorming dan latere delen.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat zijn Darwins ideeen over non-verbale informatie?

• Gezichtsuitdrukkingen drukken meestal gevoelens uit, zijn aangeboren, betekenen overal
hetzelfde.
• Vanuit evolutionaire invalshoek stelt hij dat non-verbale informatie erop gericht is om sociaal
gedrag te reguleren in een groep.
• Gezichtsuitdrukkingen zijn aangeboren en iedereen geeft er dezelfde interpretatie aan.
• 6 primaire gevoelens te onderscheiden bij zien van gezichten = universeel: Verdriet, 2.
Boosheid, 3. Blijdschap, 4. Angst, 5. Verrassing 6. Afkeer

Wat zijn belangrijke vormen van non-verbale communicatie?

• Belangrijke vorm van non-verbale communicatie: oogbewegingen:
• Lang kijken: opgevat als vriendschap/positieve gevoelens
• Wegkijken/vermijden: opgevat als onvriendelijkheid/afschuw
• Koude blik: blijft iemand maar aanstaren; komt vijandig over.
• Lichaamsbewegingen van iemand zeggen veel over zijn gevoelens

Wat betekent de term attributie?

Attribueren is het toeschrijven van de gevolgen van gedrag aan een mens of situatie.

Welke vier bronnen kun je gebruiken om iemands ware aard naar voren te halen?

1.Toonhoogte en tempo van spreken: bij vertellen van leugen: hogere toon en langzamer
spreken
2.Oogcontact; leugenaars: snelle oogbewegingen weinig of te veel oogcontact.
3.Micro-expressie: snelle oncontroleerbare expressie op het gezicht.
4.Verschillen tussen verhullende bronnen van non-verbale communicatie( men kan bijvoorbeeld zichzelf verraden door hun nerveuze bewegingen van hun handen en voeten dan door hun gelaatsuitdrukking)

Op basis van welke 4 factoren leiden we een persoonlijke dispositie af van gedrag?

1. Is er vrije keuze in het gedrag? Ja = dispositie.
2. Is het gedrag sociaal wenselijk? Nee = dispositie
3. Is er een specifiek aangrijpingspunt in de consequenties van gedrag om een conclusie aan te verbinden (was er duidelijk iets te kiezen)? Ja = dispositie
4. Wijkt het gedrag af van wat verwacht mag worden? Ja = dispositie

Dat eerste indrukken belangrijk zijn is bewezen door een onderzoek van Asch hoe zag zijn onderzoek eruit?

Hij legde aan de helft van zijn proefpersonen de volgende beschrijving voor van een focale persoon: intelligent, bekwaam, ijverig, warm, vastbesloten, praktisch, behoedzaam. Hetzelfde rijtje legde hij voor aan de andere helft, maar ‘warm’ was nu vervangen door ‘koud’. Alle proefpersonen werd gevraagd de focale persoon te beschrijven met behulp van een checklist. Wat bleek? De ‘warme’ persoon werd beschreven als zeer positief ( edelmoedig, wijs, gelukkig) de  ‘koude’ persoon  werd als negatief beschreven( gierig, dom). Kennelijk hebben ‘warm’ en ‘koud’ in een rijtje van beschrijving van een focale persoon een aanzienlijk effect op de waarneming van de focale persoon.

Welke drie criteria maken dat de oorzaak voor gedrag of aan de persoon (intern) of aan de omgeving (extern) wordt toegeschreven?

1. CONSENSUS: vertonen relevante anderen het gedrag ook? Ja = hoge consensus
2. Consistentie: Vertoont de persoon het gedrag op verschillende momenten? Ja is hoge consistentie
3. DISTINCTIVITEIT: Vertoond de persoon hetzelfde gedrag in verschillende situaties: Nee = hoge distinctiviteit
Lage consensus, hoge consistentie, lage distictiviteit = is intern omdat andere niet hetzelfde gedrag vertonen en de persoon het gedrag ook op andere momenten en situaties laat zien.

Wat toont Asch zijn onderzoek dus aan? en hoe heet het?

Asch onderzoek toont dus aan dat bij indrukvorming het eerste stukje informatie belangrijker is dan latere stukjes -> Primacy effect: Eerste waargenomen stukje is belangrijk

Welke twee verklaringen zijn er voor de fundamentele attributiefout?

1. De attentieverklaring: Dit houdt in dat we als observator meer aandacht schenken aan persoonlijke eigenschappen, terwijl de context minder aandacht krijgt.
2. De verwerkingsverklaring: Die gaat ervan uit dat we wellicht evenveel aandacht schenken aan persoonlijke en situationele omstandigheden, maar vervolgens minder gewicht toekennen aan situationele omstandigheden.

Geef twee voorbeelden van onderzoeken naar het Halo-effect?

1.Dion e.a. (1972): Onderzoek op gebied van fysieke aantrekkingskracht: gebleken is dat
fysiek aantrekkelijke personen positiever beoordeeld worden dan fysiek onaantrekkelijke
personen. Ze werden als algemeen gelukkiger, gelukkiger in hun relatie en in hun werk beschouwd, hun persoonlijkheid werd als plezieriger ervaren en de kans dat ze zouden trouwen werd hoger aangeslagen.
2.Eagly en Wood (1991): Fysiek aantrekkelijke personen worden waargenomen als intelligenter dan fysiek onaantrekkelijke personen ->in het echt is dit verband afwezig.

Wat is een Gestalt? En Wat houdt het Gestalt-theorie in?

Gestalt-theorie: wijze waarop men binnenkomende prikkels tot veelbetekenende perceptuele
patronen organiseert -> legt nadruk op dat beschrijvingen van objecten/personen niet stuk voor
stuk geïnterpreteerd worden, maar worden veranderd tot een nieuwe ‘Gestalt’.
Gestalt: betekenisvol geheel.

Wat is een belangrijke ondersteuning geweest voor het Gestalt-theorie?

de ‘verandering van betekenis’-hypothese.  Asch onderzoek toont aan dat wanneer een ‘vriendelijk’ persoon ook nog eens kalm is, men dan aanneemt dat die persoon ook vriendelijke en zachtaardig is. En dan wanneer een wreed persoon beschreven wordt als kalm, hij of zij koel, sluw en berekenend wordt genoemd. De persoonsbeschrijving ‘kalm’ krijgt dus een andere betekenis in een andere context.

Wat zegt Asch over sociale waarneming?

Asch nam aan dat sociale waarneming gepaard gaat met betekenisgeving en dat die betekenisgeving plaatsvindt vanuit de waarnemer die over wat van tevoren gegeven is zinvol geordend kennis beschikt, die de waarnemer in staat stelt om nieuwe informatie te verwerken.

Wat zijn 5 belangrijke kenmerken over schema's?

• Men heeft aandacht voor informatie die schematisch is.
• Nieuwe informatie interpreteert men op grond van aanwezige schema’s.
• Schema-inconsistente informatie: informatie die niet klopt met een schema:
• Wordt beter onthouden dan informatie die niet ter zake doet.
• Wordt beter onthouden dan informatie die wel klopt, omdat het opvallender is
• Schema’s beïnvloeden gedrag: schematische voorstellingen roepen verwachtingen op,
deze kunnen een vergaande invloed op gedrag hebben.

Wat speelt een belangrijke rol bij het attribueren?

Hier stellen sociale schema’s toe in staat, want deze houden naast verwachtingen ook regels in over
hoe er met sociale informatie wordt omgegaan.
Eerste indrukken geven dus aanleiding tot doorvragen en houden pogingen in om conclusies te trekken. Men mag aannemen dat sociale schema’s niet alleen gebaseerd zin op verwachtingen, maar dat ook de regels die geleerd zijn in sociale schema’s zijn opgenomen.

Waar moet men rekening mee houden bij de afweging of iemands gedrag extern of intern geattribueerd moet worden?

• Consensus: vertonen ter zake dienende anderen ook hetzelfde gedrag? Ja > hoge consensus
• Consistentie: vertoont de waargenomen persoon op verschillende momenten hetzelfde
gedrag? Ja > hoge consistentie
• Distinctiviteit: vertoont de waargenomen persoon het gedrag alleen in deze situatie of ook
in andere? alleen deze > hoge distinctiviteit

Welke regels gebruikt men om te kunnen concluderen waaraan prestaties van een waargenomen
persoon toe te schrijven zijn?

• Is de bron extern of intern?
• Duidt iets in de omgeving op stabiel of onstabiel gedrag?
• Beheersbaarheid: is een oorzaak beïnvloedbaar door het zelf willen van de inspanning?

Wat bedoelen we met beheersbaarheid als we kijken naar prestaties?

Dit slaat op de vraag of een of een oorzaak door eigen wilinspanning beïnvloedbaar is of niet.
Sommige interne toestanden, zoals inspanning, kunnen beïnvloed worden, andere zoals aanleg niet.

Wat is vertekening in eigen voordeel?

succes schrijft men vaker aan zichzelf toe, mislukkingen aan omstandigheden ->extern.

Welke twee aanvullende verklaringen voor vertekening in eigen voordeel is er?

• Cognitieve verklaring: hoopvolle/positieve gedachten over resultaten van het eigen gedrag
koesteren. Verwachtingen die uitkomen, worden vaak aan interne factoren toegeschreven.
• Motivationele verklaring: gedachte dat het positief bij anderen overkomen, de positieve
zelfachting dient. Het toeschrijven van succes aan onszelf en falen aan omstandigheden buiten onszelf komt indirect ons zelfrespect ten goede.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo