Groepsstructuur

25 belangrijke vragen over Groepsstructuur

Welke twee soorten specialistenrollen zijn er in een groep vaak te onderscheiden?

1: De taakspecialist, degene die de beste ideeën oppert.
2: De socio-emotionele specialist, degene die zich ervoor inspant dat de omgang in de groep zo prettig mogelijk is.

Wanneer kunnen de twee specialistenrollen samen komen in één persoon?

Dit komt voor wanneer een groep zich van meet af aan realiseert dat het volbrengen van de taak en niet zo zeer de onderlinge relaties het belangrijkste is voor de groep.

Wat zijn de elementen van een groepsstructuur?

de personen en de subtaken, de integrerende processen hebben te maken met communicatie, aantrekkingskracht, status, controle en rollen.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat is het verschil tussen specifieke status eigenschappen en diffuse eigenschappen?

1: Specifieke status eigenschappen zijn bekwaamheden die direct van belang zijn om het groepsdoel te bereiken.
2: Diffuse eigenschappen zijn die eigenschappen waarvan men vermoedt dat ze goed van pas zullen komen bij een bepaald doel. Leeftijd, sekse, rijkdom en status bij andere groepen kunnen allemaal de basis voor status verschillen zijn.

Wat zijn twee belangrijke eigenschappen van leiders volgens Halpin en Winer? en welke voegen Couch en Carter daaraan toe?

1: Consideratie, hangt samen met socio-emotioneel leiderschap.
2: Taakgerichtheid: hangt samen met taak leiderschap.
3: Individuele prominentie: De eigenschap zichzelf als leider te poneren.

Het onderzoek van Bales laat zien dat er twee belangrijke functies vervuld moeten worden welke?

• Taken moeten succesvol verricht worden.
• Er moet gezorgd worden dat er goede onderlinge relaties zijn in een groep.

Hoe ontstaan statusverschillen?BERGER

. De groepsleden realiseren zich dat sommige groepsleden misschien bepaalde kwaliteiten bezitten, juist die waarmee succes in de taak valt te behalen. Dit is dan ook het begin van het ' statusorganiserende' proces. Men probeert groepsleden te identificeren van wie men verwacht dat juist zij de groep kunnen helpen de taak tot een goed einde te brengen. Deze groepsleden worden vervolgens vaker aangesproken en aangemoedigd het initiatief te nemen. Bovendien nemen zij ook vaker iniatieven. Anders gezegd: ook in pas gevormde groepen leidt het feit dat groepsleden niet allemaal precies dezelfde eigenschappen hebben tot statusverschillen.

Welk type netwerk leidt tot een hogere prestatie?

1: Het wiel is superieur aan de cirkel bij simpele taken.
2: De cirkel is superieur aan het wiel bij complexe taken.
3: De gecentraliseerde decisie structuur is veel kwetsbaarder dan de gedecentraliseerde decisiestructuur.
4: Centralisatie leidt tot coördinatiewinst.

Waar in de organisatie is men het meest tevreden over het werk?

In de top van een organisatie is de satisfactie hoger dan in de onderste regionen van een hiërarchische organisatie.

Waarvoor zorgt dus de statustheorie van Berger?

Het feit dat niet alle groepsleden dezelfde eigenschappen hebben, leidt tot statusverschillen:
Bergers statustheorie:
Specifieke statuseigenschappen: geschiktheden die van direct belang zijn om het groepsdoel te
bereiken.
Diffuse eigenschappen: er wordt vermoed dat geschiktheden bij een bepaald doel goed van pas
zullen komen.

Hoe kan je er in een organisatie voor zorgen dat je voldoende invloed hebt op de gang van zaken?

1: Zorg voor goede bondgenoten.
2: Ga uit van wederkerigheid.
3: Stel je altijd zo op dat je competentie en zelfvertrouwen uitstraalt.
4: Zorg dat anderen op je gesteld raken.
5: Zorg dat je een overredende stijl ontwikkeld.
6: Zorg ervoor dat de eerste indruk die je maakt goed is.

Wat is de rol van de leider?

Een leider leidt de groep naar groepssucces, de volgelingen zijn geneigd zijn suggesties te volgen. De rol van leider is er een die in principe door ieder groepslid kan worden vervuld

Wat zegt de gedragsbenadering waarmee Bales kwam over leiders?

Bales ontdekte via observatie ‘socio-emotionele’ en  ‘taakleiders’. De vragenlijst- methode is een erg populaire methode geweest om na te gaan wat voor gedrag leiders vertonen.
In de zogenoemde ‘Ohio State University Studies’  Eerste stelden de onderzoekers een lijst op van belangrijke eigenschappen waarvan zij dachten dat leiders eraan zouden moeten voldoen. Vervolgens werden de onderlinge verbanden, de correlaties, tussen verschillende oordelen berekend en deze correlaties werden via factoranalyses- een methode om belangrijke patronen van correlaties op te sporen- met elkaar vergeleken.

Welke twee belangrijke eigenschappen sprongen uit de Ohio state University studies over de gedragsbenadering van leiderS?

Twee belangrijke eigenschappen sprongen eruit: consideratie en taakgerichtheid, komt min of meer overeen met het onderscheid in socio-emotioneel en taakleiderschap

Wat is het verschil ofwel welke eigenschappen passen bij consideratie en taakgerichtheid?

De leider wordt gezien als veel consideratie tonend, wordt als warm, betrouwbaar, open en vriendelijk beoordeeld. De taakgerichte leider blijkt organiserend, superviserend en doelgericht te werk te gaan.

Wat is de derde eigenschap van een leider naast consideratie/taakgerichtheid?

individuele prominentie’, (zelfverzekerd optreden/opvallende/overduidelijke individu)  de eigenschap zichzelf als leider.

Tot welke conclusie komt Hemphill als hij kijkt naar de vergelijking van leiders in grote en kleine groepen?

Hemphill vergelijkt gedrag van leiders van grote groepen met dat van leiders van kleine groepen.. Hij oppert ook andere factoren die ertoe bijdragen dat er een leider opstaat, namelijk de aard van de taak en de beschikbaarheid van een groepslid dat de rol van leider op zich kan nemen.
Wat de taak betreft noemt hij de volgende factoren:
1.De groepen moeten van mening zijn dat de taak succesvol uit te voeren is.
2.Zij moeten gemotiveerd zijn om succes te behalen
De taak zelf moet coördinatie vereisen

Wanneer is een socio-emotioneel leider overbodig?

geringe behoefte aan afhankelijkheid
grote professionele vaardigheid
onverschilligheid ten opzichte van beloningen van organisatie
op zichzelf motiverend
zeer hechte relaties in werkgroepen
beloningen niet in handen van de leider
grote ruimtelijke afstand tussen superieur en ondergeschikte

Wanneer is een taakgerichte leider overbodig

onderschikten zijn bekwaam hebben ervaring, training, geringe behoefte aan afhankelijkheid, grote professionele vaardigheid en zijn onverschillig tegenover beloningen van organisatie

duidelijk, routinematige taken
zorgt voor eigen feedback
rigide organisatie
zeer formele organisatie
zeer hechte relaties in werkgroepen
beloningen niet in handen van de leider
grote ruimtelijke afstand tussen superieur en ondergeschikte

Het gedrag van een leider is sterk begrensd, wat voor inperkende factoren heeft een leider?

• Deskundigheid van de leider -> is deze groot genoeg?
• Structurele en technologische beslissingen die eerder genomen zijn.
• Specifieke omstandigheden( leiders moeten zich sterk aan passen aan de eigenschappen van hun ondergeschikten, de aard van de taak en van de organisatie).
• In welke mate leider in staat is opbrengsten voor ondergeschikten en zichzelf te beïnvloeden:
weinig is beperkend.
• Kenmerken situatie: de hoeveelheid macht die een leider krijgt toebedeeld, het belang van zijn besluiten en de interpersoonlijke relaties tussen hem en zijn ondergeschikten.
• Organisatie: deze kan een leider meer of minder speelruimte toestaan.

Wanneer is een leider dus gewassen tegen alle inperkingen?

hoe groter zijn vaardigheden en deskundigheid, des te beter zal hij kunnen omgaan met deze beperkingen. Hoe meer hij zich van deze beperkingen bewust is en er rekening mee houdt, des te beter moet hij in staat worden geacht zijn speelruimte te gebruiken om zijn ondergeschikten tot goede prestaties te brengen.

Levitt kwam met een onderzoek die de vraag: hoe beinvloeden communicatiepatronen binnen groepen de prestaties van groepen? beantwoorden hoe zag zijn onderzoek eruit?

beïnvloeden communicatiepatronen binnen groepen de prestaties van groepen?
Hij vormde groepjes van vijf personen, die hij aan een ronde tafel liet zitten. Ze waren van elkaar gescheiden door middel van scheidingswanden. Via luiken die de experimentator kon openen en sluiten konden de pp elkaar boodschappen sturen.

Wat is het verschil tussen gecentraliseerde en gedecentraliseerde decisiestructuur?

De decisiestructuur moet zich echter kunnen ontwikkelen. De prestatie van (wiel)groep wordt voor een groot deel  bepaald door het functioneren van de grote man. Als deze het niet goed doet, dan is de groep ‘verloren’. De gecentraliseerde decisiestructuur is daarom veel ‘kwetsbaarder’ dan de gedecentraliseerde decisiestructuur. De gecentraliseerde decisiestructuur heeft ook veel meer tijd nodig om op gang te komen

Welke twee bevindingen zijn er gevonden over de motivatie in groepen ( ook als men stelt dat centralisatie tot coordinatiewinst leidt)

De eerste is  dat groepsleden in gedecentraliseerde netwerken zich in het algemeen met meer voldoening van hun taak kwijten dan in gecentraliseerde netwerken.
De tweede is  dat centrale groepsleden in gecentraliseerde groepen meer voldoening ervaren dan perifere groepsleden.

Wat vertelt de inzichten van Steiner ons over gecentraliseerde netwerken en leiderschappen daarin?

Steiner inzichten:  gecentraliseerde netwerken leveren betere prestaties dan gedecentraliseerde netwerken, omdat er in gecentraliseerde netwerken meer sprake is van coördinatiewinst. In gecentraliseerde netwerken is er echter wel een grotere kans op motivatieverlies.  De komst van een leider leidt tot coördinatiewinst, maar brengt het gevaar van motivatieverlies mee.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo