De gsm-camera - jouw ogen - OPDRACHTEN
13 belangrijke vragen over De gsm-camera - jouw ogen - OPDRACHTEN
48: Maak een tekening van een oog, begin met een cirkel van 1,7 cm doorsnede. Geef duidelijk de oogleden het netvlies aan.
b:Wat is de functie van de pupil ?
c: Leg uit wat we bedoelen met het vertepunt en het nabijheidpunt.
d: Wat is de accommoderen ?
e:Wanneer moet je accommoderen ? Als je naar een voorwerp ver weg kijk, of als je dichtbij kijkt ?
b:De pupil regelt de lichtsterkte van het beeld op het netvlies.
c: Het vertepunt is (de afstand tot) het verste punt dat je nog scherp zien. Het meeste nabijheidspunt is (de afstand van ) het meest nabije punt dat je nog scherp kunt zien .
d: Accommoderen is het boller maken van je ooglens.
e: Je moet accommoderen om dichtbij scherp kunnen zien.
49 a: Wat is er met je ooglens aan de hand als je bijziend bent ?
b: Hoe veranderen je nabijheidspunt en je vertepunt als je bijziend bent ?
c: Heb je een bril met plusglazen, of met minglazen nodig als je bijziend bent ?
d: Kun je veraf nog goed zien als je bijziend bent? En dichtbij?
e: Wat is de eenheid van lenssterkte ?
f: Hoe kun je de lenssterkte uitrekenen ?
b: Je nabijheids punt en je vertepunt liggen beide dichterbij dan normaal.
c:Je hebt een bril met minglazen nodig.
d: Veraf zie je altijd wazig. Dichtbij kun je prima zien .
e: Dioptrie ,afkorting dpt. formule is
1
f: S_____
f
50 a: Wat is er met je ooglens aan de hand als je verziend bent?
b: Hoe verandert je nabijheidspunt als je verziend bent ?
c:Als je verziend bent, dan kun je veraf wel nog goed zien. Toch is er iets aan de hand bij veraf zien. Wat is er aan de hand ?
d:Heb je een bril met plusglazen, of met minglazen nodig als je verziend bent ?
e: Als je met hoofdpijnklachten bij de huisarts komt, dan verwijst hij je soms door naar de opticien. Waarom is dat ?
b: Je nabijheidspunt ligt iets verder weg dan normaal.
c: Je moet accommoderen om veraf te zien, terwijl een gezond oog dat niet hoef.
d:Je hebt een bril met plusglazen nodig.
e: Als je verziend bent, dan kun je last krijgen van hoofdpijn omdat je oogspier nooit kan ontspannen.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
51 a : Wat is er met de ooglens aan de hand bij iemand die oudziend is?
b: Heb je bij oudziendheid een bril met plusglazen,of minglazen nodig?
c: Kan een oudziend iemand veraf wel of niet goed zien ?
b: Je hebt Plus glazen nodig.
c: Oudziend heeft alleen invloed op het nabijheidspunt. Je kunt veraf
prima zien .
52: Je ziet in de verte een vogel vliegen.
a:Welk onderdeel van je oog zorgt ervoor dat je hem scherp ziet ?
b:De vogel vliegt in jouw richting,hoe moet je ooglens dan veranderen?
c:Wat gebeurt er dan met de brandpuntsafstand van de ooglens ?
b:De ooglens moet boller (sterker) worden .
c:DE brandpuntsafstand wordt kleiner.
53: Katja heeft negatieve lenzen omdat ze bijziend is. De sterkte van de lens voor haar linkeroog is -2,5 dpt.
a: Bereken de brandpuntsafstandafstand in cm .(let op:de brandpuntsafstand is ook negatiefbij een holle lens )
b:De Brandpuntsafstand van de lens voor haar rechteroog is -32 cm. Bereken de lenssterkte.
S=___
f
1
-2,5=______
f
1
f=_____=-0,4 m
-2,5
B: 1
S_____
f
1
S=_____=-3,1 dpt (let op :f In m) meter
-0,32
54: Wim houdt een vinger 10 cm voor zijn ogen. Hij kan zijn vinger dan nog net scherp zien. De afstand tussen ooglens en netvlies is 1,7 cm. Dat geldt voor beide ogen.
a:Hoe groot is de voorwerpsafstand?
b:Hoe groot is de beeldafstand ?
c:Waar ligt het nabijheidspunt van Wim?
d:Nu kijk Wim naar de wolken hoog in lucht. Hoe veranderen de voorwerpsafstand, de brandafstand en de beeldafstand?
b: b=1,7 cm
c: Het nabijheidspunt ligt op 10 cm .
d : De voorwerpafstand wordt groter, de brandpuntsafstand wordt groter, en de beeldafstand blijft gelijk.
55: Lens 1 heeft een strekte van 3,5 dpt. Lens 2 heeft een strekte van 1,5 dpt.
a: Welke lens is het sterkst ?
b:Welke lens heeft de grootste brandpuntsafstand ?
c:Bereken de brandpuntsafstand van beide lenzen in cm
b: Lens 2 heeft de grootste brandpuntsafstand.
c: Lens 1: f=1/3,5= 0,29m =29 cm.
Lens 2: f=1/1,5= 0,67 m =67cm.
59: Bekijk de afbeelding van figuur 2,43
a:Welke van deze lenzen kun je gebruiken in een bril voor verziende personen.
b: Welke kun je gebruiken in een bril voor bijziende personen ?
c: Welke kunnen geschikt zijn voor oudziende personen?
b: Je hebt holle lenzen nodig, dat zijn les ara,c en e
c: Oudziend gebruikt bolle lenzen : dus lens a, c en e
60: De Utrechtse Mireille leest een boek. De afstand tussen het boek en haar oog is 30 cm. De afstand tussen ooglens en netvlies is 1,7 cm.
a: bereken de vergroting in deze situatie .
b: in het boek staat een plaatje van een roos. de roos op het plaatje is 3,8 cm groot.Hoe groot is de afbeelding van de roos op het netvlies van Mireille?
c: Leg uit hoe het kan dat de afbeelding van de toren van de Utrechtse Domkerk (112 m hoog )ook op haar netvlies past.
Gevraagd: N=?
Formule : b
N=_____
v
Berekening : 1,7
N=_____=0,057.
30
De vergroting is 0,057
b: Gegevens : N=0,057;AB=3,8 cm
Gevraagd : A*B*= ?
Formule: A*B*
N=________
A B
Berekening : A*B*
0,057=______
3,8
A*B* =0,22 cm
Antwoord: De grootte van het beeld is 0,22 cm.
61: a:Andre heeft positieve contactlenzen. Is hij bijziend of verziend ?
b: Zijn Andre ooglenzen te sterk of te zwak?
c: Andre zit achteraan in de klas. Heeft Andre zijn contactlenzen nodig om te kunnen lezen wat er op het bord staat?
d: De zus van Andre heeft haar negatieve contactlenzen niet ingedaan. In figuur 2.44 zie je twee foto's. Leg uit welke figuur het best past bij de situatie van de zus van Andre.
b: Verziend ,dus te zwakke ooglens.
c: Nee, als je verziend bent, dan kun je op grote afstand wel scherp zien, alleen moet je oog dan wel accommoderen.
d: Figuur a past het beste bij de situatie van de zus van Andre. Als je negatieve contactlenzen hebt, dan ben je bijziend je ziet veraf dan altijd wazig.
62: Je vader heeft een bril met positieve glazen nodig bij het lezen van de krant. De sterkte van leesbril is +2,5 dpt .
a: Waar wordt bij het lezen in het oog een beeld gevormd als hij zijn bril niet op heeft?
b: Jij hebt geen bril nodig bij het lezen. Leg uit hoe het kan dat jij kunt lezen met de bril van je vader op. Leg ook uit wat het verschil is tussen lezen met en zonder de bril van je vader?
b: De leesbril helpt met accommoderen. Dat betekent dat jij niet maximaal hoeft te accommoderen om toch te kunnen lezen.
64:Anja is een lens verloren. Ze leent een lens van haar vriendin. Dat kan goed en slecht uitpakken, ook al past de lens goed op je oog.
a:Als je een lens met een sterkte van -1,5 dpt nodig hebt en je krijgt per ongeluk een lens van -2,5 dpt, dan blijkt dat je alles goed kunt zien. Leg uit hoe dat kan.
b: Leg uit wat er in de omgekeerde situatie aan de hand is : je hebt een lens van -2,5 dpt, nodig en je krijgt een lens van -1,5 dpt.
Door de lens van -2,5 dpt krijg je een effect alsof je een beetje verziend bent. Dan kun je veraf dus toch goed kijken (maar je ooglens moet dan wel continu accommoderen) .
b: In het omgekeerde geval compenseer je te weinig.
Je kunt wel op grotere afstand scherp zien dan eerst, maar voorwerp heel ver weg blijven wazig.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden