Elektriciteit - energie en vermogen - OPDRACHTEN VAN
20 belangrijke vragen over Elektriciteit - energie en vermogen - OPDRACHTEN VAN
A65;
A; Wat is het verschil tussen een sensor en een gewoon meetinstrument?
b: Welke grootheid meet een NTC -weera\stand, een LDR en een renstrookje ?
c: Wat is het belangrijkste verschil tussen een temperatuursensor en een vloeistofthermometer ?
d: Hoe verandert de waarde van de weerstand van een NTC-weerstand als de temperatuur stijgt ?
B: een NTC-weerstand meet temperatuur, een LDR meet lichtsterkte en een rekstrookje meet kracht.
C. Een temperatuursensor geeft me meetwaarde in volt, een vloeistofthermometer geeft de meetwater met de stand van een vloeistofoppervlak.
D. De weerstandswaarde wordt kleiner.
A66:
a: Noem de drie onderdelen van een stuursysteem.
b: Geef drie voorbeelden van een stuursysteem.
c: Geef drie voorbeelden van een uitvoerder.
b. Voorbeelden zijn
- alarmsysteem: registreert inbraak en het alarm gaat af;
- waarschuwingssysteem op een autosnelweg: meet de snelheid en toont dit op een matrixboord (u rijdt te snel);
- waterhoogte meten en openen of sluiten van schuiven in een sloot of dijk.
c. Zie vraag b: het matrixboord voor snelheid, alarm, motor die schuiven bedient.
A67:
a; Leg uit wat een regelsysteem doet.
b: Geef een voorbeeld van een terugkoppeling.
B. Algemeen: kijk of de uitvoerder de waarde van de invoergrootheid beïnvloedt. Voorbeeld: de temperatuurregeling van een kamer of in een aquarium; suikergehalteregeling in het bloed.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
B68: Als je de koelkast sluit ,gaat het lampje uit.
a: kijk thuis eens hoe dat eigenlijk werkt en bedenk een mogelijk schakelschema.
b; Leg uit of er hier ook een sensor aanwezig is.
B. Er is geen elektrische sensor. De schakelaar is wel een mechanische sensor. De schakelaar is wel een mechanische sensor. Door indrukken meet hij of de deur open of dicht is. Hij geeft als signaal het maken en breken van een schakelcontact.
B69: Een lamp gaat als er iemand in het donker bij de voordeur komt. Noem de twee sensoren die je dan nodig hebt.
B70: Geef voor de volgende gevallen de waarnemer en de uitvoerder. Teken daarna het blokschema.
a:Een ruit wordt ingetikt en het alarm gaat af.
b: Een pop zegt mama als je haar neerlegt.
c: Bij een klein brandje komt er veel rook vrij en het brandalarm gaat af.
d; Als je toetert gaat de garagedeur open.
Uitvoerder: alarm. Zie tekening.
B. Waarnemer: meet stand van de pop.
Uitvoerder: geluidsinstallatie. Zie tekening.
C. Waarnemer: LDR met lichtbundel met LDR.
Uitvoerder: brandalarm. Zie tekening.
D. Waarnemer: microfoon.
Uitvoerder: elektromotor. Zie tekening.
B71: Als windmolens te snel ronddraaien ,gaan ze kapot.
Bij storm schakelt de windmolen automatisch boven een bepaalde windsnelheid en rem in.
a: Welke waarnemer en welke uitvoerder is er nodig ?
b: Teken het blokschema.
Je kunt ook het toerental van de molen meten en niet de windsnelheid. Dan kun je de molen boven een bepaald toerental automatisch stilzetten .
c: Teken het blokschema.
d: Wat zou er gebeuren als dat inderdaad zo werkte?
B. Zie tekening.
C. Zie tekening.
D. De wieken komen helemaal tot stilstand.
B72:
a: Leg uit wat het verschil is tussen een stuursysteem en een regelsysteem.
b: Teken het blokschema van het regelsysteem voor de verwarming in huis.
c: Beschrijf het regelsysteem voor temperatuur van je lichaam.
B: zie tekening.
C: De temperatuur in je lichaam wordt geregeld door het vermijden of vernauwen va bloedvaten, het wel of niet zweten, de keuze van je kleding.
B73:Leg uit of er terugkoppeling is bij de volgende situatie.
a:Een voerautomaat voor de hond levert elke dag 250 g voer af.
b: Een auto remt en het remlicht gaat branden.
c: Een watergeefsysteem voor planten zorgt voor een constante vochtigheid van de aarde.
B: het is een stuursysteem en er is geen terugkoppeling. Er wordt niets constant gehouden.
C: het is een regelsysteem. Je meet de vochtigheid. Is dat te weinig / te veel, dan voer je meer / minder water toe. Dit is terugkoppeling die de vochtigheid beïnvloedt.
B74: Welke sensoren heb je in de volgende situaties nodig ?
Leg daarna uit hoe het zou kunnen werken.
a: Je komt aanlopen en de winkeldeur gaat automatisch open.
b: De lift vertrekt niet als hij te zwaar is beladen.
c: De waterkoker schakelt bij een temperatuur van 100.C automatisch uit.a
B. Er is een krachtsensor die het totale gewicht meet.
C. Er is een temperatuursensor die 100 graden Celsius kan meten, zodat de verwarming wordt uitgeschakeld.
B75: sommige passagier dachten vroeger dat ze op het toilet van het vliegtuig wel stiekem een sigaret konden roken. Maar de rookdetector signaleert de rook en het alarm gaat af. Een hoge boete volgt.
Leg uit hoe zo'n rookmelder zou kunnen werken.
Voorbeeld 2: plaats in een optische rookmelder de lichtbron en de lichtsensor naast elkaar. Rook zorgt voor extra weerkaatsing en met rook neemt het signaal van de lichtsensor toe.
B76: Leg uit of strijkijzer werkt met een stuur -of met een regelsysteem.
B77:Zoek met internet uit wat een adaptieve cruisecontrol is en hoe hij. Welke sensoren heb je daarvoor nodig?
C78: Je gooit een nepmunt in de cola -automaar, maar die weigert hem. Geen cola dus.
a: Noem drie grootheden die je kunt meten om het verschil te ontdekken tussen een echte en een nepmunt.
b: Teken voor een van de grootheden het blokschema.
B: zie tekening
C: de munten vallen door een toestel dat valideert op gewicht, grootte en magnetische eigenschappen. Er zijn magneten die munten tegenhouden; en hefboompjes die alleen munten van een bepaald gewicht doorlaten. Dit zijn mechanische sensoren en geen elektrische sensoren.
C79: Ook de stortbak van een toilet is een regelsysteem..
a: Welke grootheid wordt hier geregeld?
b:Leg uit waarom het een regelsysteem is.
c: Kijk thuis of op internet hoe het regelsysteem werkt.
B. Na doorspoelen gaat het water lopen totdat de waterhoogte de juiste waarde heeft bereikt. Die waterhoogte kun je instellen.
C. De sensor is de drijvende bol; de regelaar is de kraan die verbonden is met de bol. Als het is doorgespoeld, gaat de kraan open en stroomt het water in de stortbak. Als het water stijgt, wordt de kraan steeds verder gesloten tot de juiste waterhoogte is bereikt.
C80: Je oog bevat kegeltjes en staafjes die elektrische signalen via de zenuwen doorgeven aan de hersenen.
a: Welke grootheid meten kegeltjes en staafjes ?
b: Leg uit waarom je kegeltjes en staafjes kunt beschouwen als sensoren.
B. Ze leveren een kleine spanning die een maat is voor de lichtsterkte.
C81: Iemand wil een koffieapparaat ontwerpen waarvan het warmhoudplaatje uitgeschakeld wordt als de koffiekan bijna leeg is .
a:Welke sensor zou hij moeten gebruiken?
b: Waar moet hij die dan inbouwen?
B. Hij past in de bodem van het koffieapparaat. Dan heb je geen last van de warmte.
C82: Noem sensor, regelaar, en uitvoerder voor de volgende voorbeelden.
a:Je ogen stellen zich automatisch in zodat je scherp ziet.
b: Je blijft rechtop staan.
c: Je trekt je hand terug als je een heet voorwerp aanraakt.
B. Sensor: evenwichtsorgaan; regelaar: hersenen met zenuwstelsel; uitvoerder: spieren om rechtop te staan.
C. Sensor: temperatuurszintuig, regelaar: hersenen met zenuwstelsel, uitvoerder: spieren om je hand terug te trekken.
D85: Je zou nu kunnen denken dat het automatische achterlicht van je fiets ook een regelsysteem is. Er is een lichtsensor, en een ingestelde waarde die bepaalt of de lamp gaat branden. Leg uit waarom dit toch geen regelsysteem is.
D86: Je buren zijn op vakantie en jij geeft de planten water. Ze hebben een lamp met een tijdschakelaar die op bepaalde uren de lamp aanschakelt.
a: Is dit een stuur -of een regelsysteem?
Om energie te besparen zit er op de tijdschakelaar ook een lichtsensor . De lamp gaat dan alleen branden als het donker is . De lamp staat vlak boven de lichtsensor. Je komt binnen en de lamp staat te knipperen.
b: Hoe kun je dat verklaren ?
c: Is dit een terugkoppeling ?
B. Als het donker is, gaat de lamp aan (tijdschakelaar). Maar dan meet de lichtsensor weer voldoende licht. Dus gaat de lamp weer uit. Maar er is dan geen voldoende licht meer. De lamp gaat weer aan, enzovoort.
C. Ja dit is een terugkoppeling. Door de actie (licht maken) meet de sensor weer voldoende licht.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden