Elektriciteit - elektromagnetisme - Opdrachten van
17 belangrijke vragen over Elektriciteit - elektromagnetisme - Opdrachten van
A87:
a: Noem de twee onderdelen van een sensorschakeling.
b: Hoe verandert weerstand van een NTC weerstand als de temperatuur stijgt ?
c: Leg uit wat de sensorspanning is.
B. Als de temperatuur stijgt, daalt de weerstand van een NTC-weestand.
C. De sensorspanning is de spanning die de sensor afgeeft.
A88:
a: Leg uit hoe je een onbekende lichtsensor kunt ijken .
b: Leg uit wat het verschil is tussen een gevoelig en een minder gevoelig meetinstrument.
c: Leg uit waarom je niets hebt aan een sensor zonder ijkdiagram.
B. Een gevoelig meetinstrument reageert op kleine veranderingen.
C. Dan weet je wel de spanning, maar je weet niet welke lichtsterkte daarbij hoort.
A89:
a: Leg uit waarom er vaak een relais nodig is om een automatisch systeem te laten werken.
b: Leg uit hoe een relais werkt .
B. Een relais is een elektrische schakelaar die je in de stuurkring met een klein stroompje aan en uit kunt zetten. De schakelaar zelf kan in de werking een grote stroom aan- en uitzetten.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
B90: Leg uit waarom je een parallelschakeling van een gewone weerstand en een NTC-weerstand niet kunt gebruiken om een apparaat aan of uit te schakelen.
B91: Noem de twee grootheden in het ijkdiagram van:
a: een lichtsensor
b: een krachtsensor
B. Langs de x-as de kracht, langs de y-as de sensorspanning.
B92:
a: Hoe groot is ongeveer het meetbereik van een personenweegschaal ?
b: En dat van een keukenweegschaal ?
c: Leg uit welke van de twee de grootste gevoeligheid moet hebben.
B. Van 0 tot 2 kg
C. De keukenweegschaal moet het gevoeligst zijn omdat in een recept 10 gram meer of minder van belang is. Bij een personenweegschaal maakt die 10 gram niet veel uit.
B93:
a: Welke temperatuur meet de sensor van figuur 3.57 bij een sensorspanning van 2,5 V ?
b: Hoe groot is de sensorspanning bij een temperatuur van 100.C ?
B. 3,9 V
B94: Je zou een auto kunnen starten met een stroomkring van de accu, de motor en de schakelaar in het contact. Draai je het sleuteltje om, dan start de auto .
a: Teken het schakelschema.
De startmotor heeft een grote stroom nodig.
b: Leg uit waarom het niet handig is om een schakeling te maken volgens je tekening.
c: Teken een schema zodat de motor met een relais wordt geschakeld.
B: als je de motor start, loopt de grote stroom die de startmotor nodig heeft dus ook door alle draden en door het contact. Die moet je dan allemaal zo maken dat ze die grote stroom kunnen verwerken. Dat maakt draden en contact groot, duur en zwaar.
C: je monteert er een relais tussen. Als je de contactsleutel omdraait, gaat er in de stuurkring een kleine stroom lopen die het relais aanschakelt. Daardoor loopt er in de werkkring een grote stroom door de startmotor.
B95:
a: Laat zien hoe je van een schoepenwiel en een fietsdynamo een windsnelheidsensor kunt maken.
b: Wat moet je dan nog doen om daarmee de windsnelheid te meten ?
B. Dan moet je de sensor nog ijken. Dus met een echte windmeter moet je een ijkdiagram maken.
B96: Figuur 3,59 is de schakeling van een sprinklerinstallatie . S is een smeltsensor die bij brand doorbrandt.
a; Leg uit hoe het systeem werkt en gebruik de woorden stuurkring en werkking.
b:Waarom is dit niet een energiezuinig systeem ?
B. Het is niet energiezuinig omdat er voortdurend een stroom loopt in de stuurkring.
C98: Ook de thermometer die je gebruikt bij het ijken van een temperatuursensor is zelf ooit geijkt. Zoek op internet op hoe een vloeistofthermometer wordt gelijkt.
C99: Een elektrische bel lijkt op een relais. Zoek via internet uit hoe zo'n bel werkt.
C100 : In figuur 3,62 zie je onderdelen van een alarminstallatie . Als het raam stukgaat breekt de draad D.
a: Neem de figuur over of gebruik het knipblad. Maak de schakeling af.
b: Teken er ook een schakelaar in waarmee je het alarm kunt in - en uitschakelen.
c: En teken een schakelaar waarmee je het alarm kunt testen.
kijk naar figuur 3,62
B. Zie tekening
C. Zie tekening
C101: Gebruikers van sensoren werken het liefst met sensoren waarbij de sensorspanning toeneemt als gemeten grootheid groter wordt.
a: Leg uit hoe de sensorspanning in figuur 3,63 verandert als de temperatuur hoger wordt.
b: Zou je die schakeling ook als sensorschakeling kunnen gebruiken?
c: Waarom zou men liever werken met de schakeling van figuur 3,55
B. Ja, dat kan omdat de spanning afhangt can de temperatuur.
C. Omdat dan de spanning toeneemt als de temperatuur stijgt. Dat werkt gemakkelijk.
D102: als je in figuur 3,64 bij punt A aan het touwtje trekt, gaat katrol B draaien en rekt veerbalans C uit . De katrol zit vast aan een draaiweerstand. Als je bij A trekt, verandert dus de waarde van de draaiweerstand.
a:Leg uit hoe je deze opstelling kunt gebruiken als krachtsensor .
b: Leg uit wat je moet doen om een ijkdiagram daarvan te maken .
B. Je vergroot de kracht. Je leest bij C af hoe groot de kracht is en je noteert de sensorspanning. Daarmee kun je dan een ijkdiagram maken.
D103: Je hebt een batterij, een LDR en een lamp. Teken de sensorschakeling waarmee de lamp aangaat als het donker wordt.
D104: In figuur 3,65 zie je het ijkdiagram van twee lichtsensoren . Lux is de eenheid voor verlichtingssterkte.
a: Welke van de twee sensoren is het gevoeligst ?
b: Welke sensor heeft het grootste meetbereik ?
In de gebruiksaanwijzing staat dat sensor A een gevoeligheid heeft van 0,6 V per 100 lux .
c: Wat betekent dat ?
d: mag je dat ook schrijven als 6 mV/lux
goed naar de figuur 3,65 kijken.
B. Het grootste meetbereik heeft sensor B.
C. Dat betekent dat je de sensorspanning 0,6 V hoger wordt als de lichtsterkte met 100 X lux toeneemt.
D. Ja dat mag, 0,6 V = 600 mV. En 600 mV per 100 lux komt overeen met 6mV per lux.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden