Samenvatting: Overal Natuurkunde Onderbouw | 9789001872076
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Overal Natuurkunde onderbouw | 9789001872076
-
1 Krachten gebruiken
-
1.1 Hefbomen gebruiken
Dit is een preview. Er zijn 23 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe teken je krachten?
Een pijl waarmee je de grootte, richting & het aangrijpingspunt weergeeft -
Hoe bereken je de zwaartekracht (Fz)?
Fz = m x g
g is altijd 9,81N/kg (in NL) -
Waar is hier de werkkracht, het draaipunt en de spierkracht?
Werkkracht - waar de flesopener de dop aan de onderkant ophoog trekt.
Draaipunt - waar de flesopener op de dop zit, dit is het stukje dat stil blijft terwijl je de dop van de fles haalt.
Spierkracht - aan de onderkant, waar je aan de opener duwt. -
Hoe oefen je een grote werkkracht uit met je spierkracht ? En hoe heet dit?
Door de afstand tussen het draaipunt en de spierkracht te vergroten, deze afstand heet de arm van de kracht. -
Voorbeelden van gereedschap met een draaipunt (zie p. 9):
Nijptang, schaar, flessenopener, klauwhamer, notenkraker
Deze hebben tevens allemaal een:
- draaipunt
- kort uiteinde waar werkkracht aangrijpt
- lang uiteinde waar spierkracht aangrijpt -
Hoe meet je de grootte van een kracht?
Met behulp van een veerunster -
1.2 Rekenen aan hefbomen
Dit is een preview. Er zijn 7 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe blijft een ophaalbrug in gewicht
Door de massa van het contragewicht en de lengte van de arm goed te kiezen blijft de brug in evenwicht -
Hoe heet een ophaalbrug waarvan het contragewicht onder het wegdek verstopt zit?
Basculebruggen -
1.3 Overbrengingen
Dit is een preview. Er zijn 14 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3
Laat hier meer flashcards zien -
Als je met 300n spierkracht aan een touw trekt die aan een vaste katrol zit, en de last 1200n is, hoeveel losse katrollen en/of vaste katrollen en touwen heb je dan nodig om deze twee krachten gelijk te maken?
2 losse- en 2 vastekatrollen , met 4touwen want 1200/300=4 dus
1/4 Fz (zwaartekracht) dus 4touwen , er zijn 4katrollen nodig voor 4touwen -
Wat gebeurt er als je Ax meer touwen ( waarvoor je losse katrollen nodig voor hebt ) toevoegt?
Danhoef je Ax minderspierkracht uit teoefenen
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden