Valentine (1991): , introspection - Praktische problemen

10 belangrijke vragen over Valentine (1991): , introspection - Praktische problemen

Wie zei dat introspectie eigenlijk onmogelijk is?

Kant

Wat is namelijk het probleem? Comte legt dat uit.

de denker kan zichzelf niet in tween deelen, hij kan wel parallele processen porberen aan te houden, maar zijn cognitieve capaciteiten zijn gelimiteerd, en als hij bewust te werk gaat, houdt het ergens op. Stel je voor je moet rapporteren als in een hoge emotie toestand zit, hoe kan dat dan?

Welk dilemma komt op en wie heeft het daarover? En wat was zijn methode?

de Groot (1965), hij beschreef keuzes in schaken-spelen.

Hij ontdekte dat als je niet gelijk rapporteerd waar je mee bezig bent, geheugenfoutjes opkomen in de tussentijd. Maar als je tegerlijkertijd rapporteerd dan interfereerd dat met het intellectuele gedachteproces.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat zeggen Ericsson en Simon (1980,1984) over de taak van het verbaliseren?

Dat het afhankelijk is van de taak die je vraagt.
Als je non-verbale of verbale info opneemt verlangzaamt het je prestatie, bij selectie en interference taken versnelt het je gedachtenproces.

De Groot ontdekte ook abnormale formalisatie van het denken, wat is dat?

Sommige gaten en pauzes van sommige deelnemers waren niet gewoon meer pauzes in het denken maar zij vergaten gewoon hun tweede taak voor even.

Wat zegt de Groot over "deception" van zijn deelnemers?

Het onderdrukken/weglaten van strategien, was of intentioneel of niet. Freud had hier natuurlijk wat over te zeggen: een onbewust motief.
Watson en Evans (1975) zeiden meer recent dat protocollen die deelnemers geven soms gerationaliseerd zijn: dus bepaald door de situatie en hun gedrag hierin, niet echte uitdrukking van hun gedragsoorzak.

Er is bewijs voor artefacten in experimenten. Wat zeggen Sheehan en Neisser (1969) bijvoorbeeld hierover?

Sheehan verkreeg meer levendigheid van de verbeelding dan de andere onderzoeker Neisser.
Orne (1962) zag dat hoe meer ambigue een situatie is, hoe groter de kans is dat de resulterende variabiliteit in interpretatie ontstaat.

Ericsson en Simon (1980) geven 3 oorzaken van de onvolkomenheid van verbale rapportages:

1. die info is mss niet toegankelijk voor het korte-termijn-geheugen, VB met automatische processen
2. je vaalt mss met het weergeven van info van het kttgeheugen, als je VB een hoge cognitieve lading hebt of de taak gestoord is.
3. het ophalen van info uit het lange termijn geheugen is miss niet compleet. Vb is de inhoud van dagdromen moeilijk om op te halen omdat de passende cues niet dan in de omgeving zijn.

Nisbett en Wilson zeggen ook iets over duidelijk aanwezige stimuli (1977)?

Zij laten zien dat deelnemers alleen correcte antwoorden op de determinanten van hun gedrag kunnen geven als de stimuli duidelijk aanwezig zijn.

Welke 4 factoren worden in acht genomen (van Ericsson en Simon (1980)?

1. de relatie van het verbaliseren met het taak-gerichte proces: de relatie kan of er niet zijn, of afhankelijk zijn of de een beinvloeden.
2. Het tijdsinterval: de verbalisatie is of tegerlijkertijd of achteraf
3. de natuur van een tussen-proces: verbalisatie komt of gelijk van het korte-termijn-geheugen, of van selectie etc.
4. de vorm van het onderzoek: specifiek of algemeen: verbale weergaven zullen het meest betrouwbaar zijn als de info net wordt waargenomen of gevolgd, of uit het kttgeheugen komt.

Elke van die 4 factoren kan de relatie verzwaken.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo