Samenvatting: Pathofysiologie 1: Onco- En Neurologie

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
LET OP!!! Er zijn slechts 18 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van pathofysiologie 1: onco- en neurologie

  • 1 algemene begrippen

  • 1.1.1 verdeling van water

  • Hoe is het water verdeeld in het organisme?

    We hebben 60% water dat wordt verdeeld in 40% intracellulaire vloeistof en 20% extracellulaire vloeistof. De extracellulaire vloeistof wordt nog verder verdeeld in 15% interstitiële vloeistof en 5% vasculaire vloeistof (plasma).
  • Waaruit wordt het organisme samengesteld?

    • 18% proteïnen
    • 7% mineralen
    • 15% vet
    • 60% water
  • 1.1.2 samenstelling lichaamsvloeistoffen

    Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.2
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat zijn de grote verschillen tussen ECV-ICV?

    • ECV: vnml. Na+ en cl- ionen
    • ICV: vnml. K+, fosfaten en eiwitten
    • Ca 2+ concentratie in de ECV is veel hoger dan in de ICV
  • 1.1.3 meten van het volume van de lichaamsvloeistoffen

  • Wat is het distributievolume en hoe kunnen we dit meten?

    We dienen een bepaalde hoeveelheid van een molecule toe die zich enkel homogeen verdeeld over het compartiment waarvan we de lichaamsvloeistof willen meten en we meten de concentratie van die molecule na verspreiding. Hieruit kunnen we berekenen over welk volume de molecule zich heeft verdeeld en dat is dan het distributievolume. 
    distributievolume= totale hoeveelheid toegediend/ concentratie in staal
  • 1.2.1 structuur

    Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2.1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat zijn de functies van proteïnen?

    • Structureel bouwelement
    • transportproteïnen (carriers): transport van specifieke moleculen door membraan
    • ionenkanalen: maken transport van ionen doorheen celmembraan mogelijk
    • receptoren: hierop binden neurotransmitters, hormonen en sommige geneesmiddelen op specifieke wijze. 
    • enzymen: katalyseren omzettingen thv de celmembraan
  • 1.2.2.1 passieve diffusie

  • Wat is passieve diffusie?

    • Vorm van transport doorheen celmembraan
    • loopt volgens hun concentratiegradiënt
    • permeabiliteit is afhankelijk van de grootte, de lading en de vetoplosbaarheid van de molecule. 
    • lipidenlaag is permeabel voor water, maar niet voor grote moleculen, geladen moleculen en sterk polaire moleculen
  • 1.2.2.2 gespecialiseerde mechanismen

    Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2.2.2
    Laat hier meer flashcards zien

  • Waarvoor gebruiken we gespecialiseerde mechanismen voor transport doorheen het celmembraan?

    Om moleculen die anders niet doorheen het celmembraan geraken toch te kunnen transporteren.
  • Hoe kan transport gebeuren van kleine moleculen volgens de concentratie- en/of elektrisch gradiënt?

    • Met behulp van een transporteiwit (carrier). We spreken van gefaciliteerde diffusie
    • via het openen van specifieke ionenkanalen. Kan onder invloed van een ligand die bindt op een specifieke receptor of onder invloed van een wijziging in membraanpotentiaal. 
  • Welke verschillende types van transporteiwitten bestaan er?

    • Uniports: transport van 1 substantie
    • symports: transport van meerdere substanties in dezelfde richting
    • antiports: uitwisseling van substanties tussen ICV en ECV
  • Hoe gebeurt het transport van grote moleculen?

    • Exocytose (ICV->ECV): het membraan van een secretiegranule versmelt met de celmembraan, dit vereist energie en de aanwezigheid van Ca2+ in het cytosol
    • endocytose (ECV->ICV): celmembraan invalideert en omsluit de op te nemen molecule. Na sluiten van de invaginatie wordt de molecule omgeven door een membraan waardoor een vesikel ontstaat. We kunnen pinocytose hebben: endocytose van opgelost materiaal en we kunnen fagocytose hebben: endocytose van niet-opgelost materiaal.
LET OP!!! Er zijn slechts 18 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Onderwerpen gerelateerd aan Samenvatting: Pathofysiologie 1: Onco- En Neurologie