Voeding voor ouderen in NL (DBR 47)

12 belangrijke vragen over Voeding voor ouderen in NL (DBR 47)

Wat is kenmerkend voor het ziektebeeld bij veroudering?

Bij veroudering is van één enkel ziektebeeld geen sprake, wel hebben veel ouderen te maken met comorbiditeit. Dit is het vóórkomen van twee of meer – chronische – ziekten bij een persoon en dit correleert positief naarmate een oudere veroudert. Van de leeftijdsgroep 55 – 64 jaar woonachtig in Nederland heeft 50% geen chronische ziekte. Bij ouderen boven de leeftijd van 75 jaar heeft nog maar een kwart géén chronische ziekte. In de leeftijd van 55 – 64 jaar vertoont 1 op de 7 personen (14%) comorbiditeit. Boven de leeftijd van 75 jaar geldt dit voor 4 op de 10 personen (40%).

Wat zijn de Geriatric Giants ofwel 5 " I's' ?

De vijf meest voorkomende complexe gezondheidsproblemen bij ouderen worden ook wel ‘Geriatric Giants’ genoemd. De Geriatric Giants oftewel geriatrische reuzen worden omschreven als de ‘5 ‘I’s’:
Intellectuele achteruitgang,
Incontinentie,
Instabiliteit,
Immobiliteit en
Intoxicatie

Wat zijn vaak de oorzaken van gezondheidsproblemen bij ouderen?

De oorzaken van gezondheidsproblemen zijn op te delen in fysieke, psychische, medische en sociale factoren

.– Fysieke factoren zijn een verminderde smaak, reuk, eetlust, mobiliteit, een ontregeling van het honger- en verzadigingsgevoel, kauw- en slikproblemen, verstoorde vertering, pijn en vermoeidheid.
Medische factoren zijn de ziektetoestand (inflammatie in verschillende gradaties), dementie, bijwerkingen van medicatie en verslavingsproblematiek.
Psychische factoren zijn angst, depressie, eenzaamheid, verdriet.
Sociale factoren zijn verminderde of geen mogelijkheid om boodschappen te (laten) doen en eten te bereiden, rouw en soms armoede.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Welke ouderen hebben een groter risicoprofiel op het ontwikkelen van vroegtijdige gezondheidsproblemen?

Risicoprofiel: Ouderen met een ongezonde leefstijl zijn vroegtijdig kwetsbaar voor gezondheidsproblemen. Andere risicofactoren zijn:
• levensgeschiedenis;
•ingrijpende levensgebeurtenis, zoals het verlies van een partner;
•niet-westerse afkomst en daardoor een andere levensstijl;
•psychisch of sociaal minder weerbaar zijn.

De meest onderscheiden risicogroepen zijn:
•ouderen met een lage sociaaleconomische status (SES);
•oudere migranten;
•oudere mantelzorgers, die lang en intensief zorgen voor (vaak een dementerende) partner;
•oudere alleenstaanden, alleenwonend.

Welke aandoeningen komen veel voor bij ouderen?

• cognitieve stoornissen/dementie;
• coronaire hartziekten;
• nek- en rugklachten;
• COPD;
• artrose;
• diabetes mellitus;
• slechthorendheid;
• decubitus;
• gastro-intestinale problemen;
• CVA;
• kanker;
• hypertensie.

Op welke wijze voer je een voedingsanamnese uit?

Dietary-historymethode, voedingsdagboek en navraag bij derden
Geriatrie: MNA (mini nutritional assessment)

Welke metingen voer je uit bij ondergewicht?

In geval van ondergewicht kan de vragenlijst SNAQ 65+ en MNA gehanteerd worden. Hierdoor krijgt de diëtist inzicht in het gewichtsverlies, bovenarmomtrek, eetlust en functionaliteit.

Welke bijzonderheden vraag je na in de voedingsanamnese?

· Voedingsstoffen: energie, eiwit, vet, koolhydraten voedingsvezels en suikers), vitamines B12, B6, D en de mineralen calcium, ijzer, foliumzuur.
· Beoordeling aan de hand van Richtlijnen Goede Voeding, Voedsel Consumptie Peiling en NEVO.

· Bijzonderheden om na te vragen zijn:
o dagelijkse voedingsgewoonten;
o voedingsgewoonten in het weekend en bij bijzondere gelegenheden;
o verlies zelfredzaamheid, niet meer zelf kunnen koken, moeite hebben met innemen van voedsel;
o externe factoren (mantelzorg, sociale factoren);
o emotionele beleving van het eten;
o eventuele smaak- en geurwaarneming;
o kauw- en slikproblemen;
o medicijngebruik;
o motivatie cliënt/patiënt;
o overige.

Welke metingen voer je uit bij overgewicht?

In geval van overgewicht wordt de BMI gebruikt, aangevuld met de meting van de tailleomtrek. De mate van overgewicht of obesitas kan geclassificeerd worden op basis van de volgende uitgangswaarden:


– BMI < 20 kg/m2 = ondervoeding;
– BMI 20 – 22 = risico op ondervoeding;
– BMI 22 – 28 = gezond gewicht;
– BMI > 28 = overgewicht.

Welk eiwit is belangrijk bij ondervoeding en decubitus?

Leucine.

Zit met name in  rundvlees, kip, zalm, sojabonen, kikkererwten, amandelen, pinda's en eieren.

Waarom moeten ouderen meer drinken?

Bij ouderen neemt de nierfunctie af. Er is daarom meer urine nodig om afvalstoffen af te voeren. Dus moeten ouderen meer drinken: ongeveer 1,7 liter/dag

Wanneer krijgen ouderen het advies om af te vallen?

Ouderen krijgen het advies om pas af te vallen bij een BMI hoger dan 30kg/m2. En dan alleen als ze complicaties of beperkingen hebben die gebaat zijn bij een afname van het lichaamsgewicht, zoals diabetes type 2 en hart- en vaatziekten

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo