Samenvatting: Pathologie | Ijbelien, et al

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
LET OP!!! Er zijn slechts 61 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Pathologie | Ijbelien, Jüngen

  • 6 Algemene farmacologie

  • 6.10.2 Antibacteriële middelen

    Dit is een preview. Er zijn 13 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 6.10.2
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat waren de eerste antibacteriële geneesmiddelen en hoe heten die?

    • Synthetische verbindingen 
    • Chemotherapeutica
  • Waarom spreekt men tegenwoordig van antimicrobiële geneesmiddelen?

    Omdat het onderscheid tussen de chemotherapeutica en de natuurlijke antibiotica de laatste tientallen jaren verdwenen is. 
  • Wat zijn bacteriostatische geneesmiddelen?

    Geneesmiddelen die de groei van een bacterie remmen. De vermenigvuldiging van de bacterie wordt tegen gegaan, maar het oorspronkelijk aantal micro-organismen blijft bestaan en moet door de mens zelf worden afgebroken. Bacteriële middelen zijn in staat om de bacterie te doden.
  • Welke soorten antimicrobiële middelen zijn er?

    • Smalspectrum antibiotica -> antibiotica werkzaam tegen een gering aantal bacteriën (bijv. alleen Gram-positieve of Gram-negatieve bacteriën).
    • Breedspectrum antibiotica -> antibiotica die werkzaam zijn tegen het merendeel van de Gram-positieve en Gram-negatieve bacteriën.
  • Wat is mutatie van een bacterie?

    Toevallige veranderingen in het erfelijk materiaal, waardoor bacterie ongevoelig wordt.
  • Hoe kunnen bacteriën zich tegen antibiotica beschermen?

    Door productie van specifieke enzymen die antibiotica zelf afbreken of onwerkzaam maken.
    De mogelijkheid tot productie van de enzymen kan op het chromosoom gecodeerd staan, maar ook op kleine stukjes DNA (transposonen), die zich niet alleen kunnen verplaatsen op het chromosoom zelf, maar ook kunnen overspringen naar plasmiden van andere bacteriën en zo de verspreiding van resistentie bevorderen.
  • Hoe ontstaat resistentie tegen antimicrobiële middelen?

    Langdurig gebruik van deze middelen (onderhoudsdosering) en onnodig breedspectrumgebruik.
  • Waarvan is de werking van antimicrobiële middelen afhankelijk?

    • van de mate en de snelheid waarmee de micro-organismen zich delen. Zo is de gonokok sneldelend (elke 20 min.) -> eenmalige dosis is genoeg. De verwekker van syfillis deelt elke 36 uur -> langere behandeling;
    • werken het beste in goed doorbloedde organen en izjn minder werkzaam in een cyste of een abces. Bij een furunkel of panaritium is het dan ook beter om chirurgisch in te grijpen.
  • 6.10.3 Penicillinen

    Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 6.10.3
    Laat hier meer flashcards zien

  • Waar zijn smalspectrum penicillinen vooral tegen werkzaam?

    Gram-positieve kokken (streptokokken, pneumokokken en sommige stafylokokken) en Gram-negatieve kokken, zoals gonokokken en miningokokken.
  • Waarom moeten Benzylpenicilline/penicilline G worden geïnjecteerd?

    Het is niet maagzuurbestendig, omdat maagzuur de B-lactamring splitst en hierdoor het antibioticum onwerkzaam wordt.
LET OP!!! Er zijn slechts 61 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart