Samenvatting: Pedagogiek/themalijn 1.1

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Pedagogiek/Themalijn 1.1

  • 1 Pedagogisch klimaat

    Dit is een preview. Er zijn 8 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat leren kinderen met een weektaak op de basisschool?Wat groeit er dus door de weektaak?

    1. Met een weektaak leren kinderen op de basisschool zelfstandig werken op hun eigen niveau en in hun eigen tempo.
    2. De weektaak zorgt voor groei zelfstandigheid.
  • 1.1 Quiz 1

    Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Luc Stevens heeft een theorie over goed onderwijs. Welke term heeft hij daarvoor bedacht?Adaptief onderwijsPedagogisch klimaatPassend onderwijsDe Motivatietheorie

    • Adaptief onderwijs
  • 3 Contact, regels en afspraken

    Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3
    Laat hier meer flashcards zien

  • IN DE PRAKTIJKPositie;Voorin/ goed (.....) over iedereen en iedereen over jou.LichaamshoudingStevig & (.....), vriendelijk, handen bij elkaar of ondersteunende bewegingen.Stemgebruik.Positieve (.....) (meestal laag), verstaanbaar, langzaam genoeg, helde.SignalenAandacht. (Wachten tot je 100% (.....) hebt).Vul de ontbrekende woorden in

    IN DE PRAKTIJK

    • Positie;
    Voorin/ goed overzicht over iedereen en iedereen over jou.
    • Lichaamshouding
    Stevig & positief, vriendelijk, handen bij elkaar of ondersteunende bewegingen.
    • Stemgebruik.
    Positieve autoriteit (meestal laag), verstaanbaar, langzaam genoeg, helde.
    • Signalen
    Aandacht. (Wachten tot je 100% aandacht hebt).
  • Wat betekent informeel, formeel en urgent?

    • Formeel betekent zakelijk, officieel, tot het publieke domein behorend.
    • Informeel betekent niet zakelijk, ongedwongen, tot de privé sfeer behorend.
    • Urgent betekent dringend of hoognodig, voorrang op andere zaken.
  • 3.1 Quiz 3

  • Gegeven de volgende stelling: Stelling 1. In een positieve groep bestaan de rollen gezagsdrager en organisator.​Stelling 2.In  de fase van groepsvorming die ‘forming’ heet, worden regels vastgesteld en rollen verdeeld.Alleen stelling 2 is waarBeide stellingen zijn waarBeide stellingen zijn onwaarAlleen stelling 1 is waar 

    • Alleen stelling 1 is waar
  • De leerkracht stelt de volgende vraag:"Leg eens in je eigen woorden uit wat 'irrigatie' betekent?"Wat voor soort vraag is dit?DenkvraagBegripsvraagToepassingsvraagKennisvraag

    • Begripsvraag
  • Onderstaand vinden jullie de verschillende fases en de bijbehorende beschrijvingen van groepsvorming. Aan jullie de opdracht om deze fases op een goede volgorde te plaatsen. (...)FormingWie zitten er in de groep?Wat wordt er van mij verwacht?(...)StormingRuimte voor meningsverschillen.Eigen positie veiligstellen en versterken.(...) PerformingEr is een wij-gevoel.Rollen liggen vast.Structuur is duidelijk.(...) NormingRollen worden verdeeldRegels worden vastgesteld(...) TerminationOnzekerheid over de toekomst.Emotionele instabiliteit.Groep valt uit elkaar.

    Onderstaand vinden jullie de verschillende fases en de bijbehorende beschrijvingen van groepsvorming. Aan jullie de opdracht om deze fases op een goede volgorde te plaatsen. 

    (1)Forming
    Wie zitten er in de groep?
    Wat wordt er van mij verwacht?

    (2)Storming
    Ruimte voor meningsverschillen.
    Eigen positie veiligstellen en versterken.

    (4) Performing
    Er is een wij-gevoel.
    Rollen liggen vast.
    Structuur is duidelijk.

    (3) Norming
    Rollen worden verdeeld
    Regels worden vastgesteld

    (5) Termination
    Onzekerheid over de toekomst.
    Emotionele instabiliteit.
    Groep valt uit elkaar.
  • Meester Johan stelt een vraag aan zijn groep 8 en wil graag dat al zijn leerlingen nadenken over het antwoord. Wat zal het beste werken?Hij gebruikt de werkvorm ‘iedereen schrijft’.Hij laat de leerlingen een vinger opsteken als ze het antwoord weten.Hij wacht lang voor hij iemand het antwoord laat zeggen.Hij zegt dat hij wil dat iedereen nadenkt voor hij/zij iets zegt.

    • Hij gebruikt de werkvorm ‘iedereen schrijft’.
  • 4 Beginsituatie

    Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 4
    Laat hier meer flashcards zien

  • LEEFWERELDDe leefwereld is het totaal van de (.....), (.....)en (.....) achtergronden van de kinderen. In het kort:De sociale achtergrond: alle factoren die te maken hebben met de (.....), de (.....) factoren en het (.....) milieu waaruit de leerling komt.De culturele achtergrond: de (.....), (.....) en (.....) die de leerling van huis uit meekrijgt. Ook vallen hier (verschillen tussen) de thuiscultuur en schoolcultuur onder.De etnische achtergrond: de (.....) waartoe de leerling hoort.  Vul de ontbrekende woorden in

    LEEFWERELD

    • De leefwereld is het totaal van de sociale, culturele en etnische achtergronden van de kinderen. In het kort:
    • De sociale achtergrond: alle factoren die te maken hebben met de thuissituatie, de erfelijke factoren en het sociale milieu waaruit de leerling komt.
    • De culturele achtergrond: de normen, waarden en gebruiken die de leerling van huis uit meekrijgt. Ook vallen hier (verschillen tussen) de thuiscultuur en schoolcultuur onder.
    • De etnische achtergrond: de bevolkingsgroep waartoe de leerling hoort.
  • BELEVINGSWERELD (DEEL 2)Vijf- tot achtjarigen hebben een grotere  (.....) met meer orde en structuur. Ze verkennen de wereld door  (.....) te stellen, waarbij achtjarigen meer naar oorzaken vragen dan vijfjarigen.Bij acht- tot twaalfjarigen staat de  (.....) centraal. Op deze leeftijd krijgen kinderen ook meer inzicht in  (.....) relaties. Ze kunnen abstract redeneren en krijgen een eigen mening. Wat leeftijdsgenoten vinden is voor hen meer van belang dan de waarden en normen van ouders en leerkrachten.

    BELEVINGSWERELD (DEEL 2)

    • Vijf- tot achtjarigen hebben een grotere ervaringswereld met meer orde en structuur. Ze verkennen de wereld door vragen te stellen, waarbij achtjarigen meer naar oorzaken vragen dan vijfjarigen.
    • Bij acht- tot twaalfjarigen staat de realiteit centraal. Op deze leeftijd krijgen kinderen ook meer inzicht in sociale relaties. Ze kunnen abstract redeneren en krijgen een eigen mening. Wat leeftijdsgenoten vinden is voor hen meer van belang dan de waarden en normen van ouders en leerkrachten.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart