Samenvatting: Percent, Economie Vmbo Bovenbouw | Bentlage
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Percent, Economie VMBO Bovenbouw | Bentlage
-
1 Kopen en Geld
-
1.2 Behoeften en goederen
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Er is onderscheid te maken in twee soorten behoeften. Noem ze beiden.
1. Basisbehoeften (eerste levensbehoefte)
2. Overige behoeften (luxe) -
Goederen zijn onder te verdelen in twee soorten;Stoffelijke goederen (ofwel: Producten)Onstoffelijke goederen (meestal: Diensten)Geef van beiden 2 voorbeelden.
Stoffelijke goederen:
1. Racefiets
2. I-pod
Onstoffelijke goederen:
1. Gezondheid (dienstverlening huisarts)
2. Veiligheid (dienstverlening politieagent) -
1.3 Consumptie in Nederland
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3
Laat hier meer flashcards zien -
Voordat je goederen kunt kopen moeten ze eerst geproduceerd worden.Wat is produceren?
Produceren is het maken van goederen.
Niet alleen stoffelijke goederen (geproduceerd in een fabriek), maar ook onstoffelijke goederen (zoals een behandeling bij de tandarts, een dokter of een leraar) -
De consumptie neemt elk jaar toe. Noem 4 redenen waarom de consumptie elk jaar toeneemt.
1. De bevolking groeit (meer mensen betekent meer behoeften en dus meer consumptie)
2. Door de stijgende inkomsten neemt de koopkracht toe (groter zakje geld betekent dat je meer kunt kopen)
3. Nieuwe producten doen nieuwe behoeften ontstaan (voor de I-pad bestond had niemand de behoefte aan een I-pad. Nu de I-pad er is wil iedereen een I-pad hebben)
4. De prijzen van consumpitegoederen stijgen -
Om te kunnen produceren zijn productiemiddelen nodig.Wat zijn productiemiddelen en noem er 5?
Productiemiddelen zijn middelen die nodig zijn om goederen te kunnen maken.
Voorbeelden zijn:
1. Arbeidskrachten (mensen die werken)
2. Gebouwen (de plaats waar de mensen werken)
3. Machines (de apparaten waar de mensen mee werken
4. Grond (de plaats waar het gebouw op staat)
5. Transportmiddelen (vrachtauto's om de goederen te vervoeren)
6. Grondstoffen (de spullen waar een product van wordt gemaakt) -
Wat is het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)?
Het Centraal Bureau voor de Statistiek verzamelt allerlei gegevens over de economie.
Ze onderzoeken bijvoorbeeld hoeveel werklozen er zijn per provincie of per beroepsgroep maar ook wat het verschil is in uitgavepatroon is tussen rijk en arm. -
1.4 Schaarste en Welvaart
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.4
Laat hier meer flashcards zien -
Alle goederen zijn in meer of mindere mate schaars.Je kunt je geld maar 1 keer uitgeven. Dat betekent dat je keuzes moet maken in wat je koopt.Hoe noemen we 'keuzes maken' binnen het vak economie?
Prioriteiten stellen
-
1.5 Zelf doen of laten doen
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.5
Laat hier meer flashcards zien -
De meeste goederen neem je af van een bedrijf of de overheid.Hoe wordt het genoemd als je zelf goederen produceert voor eigen gebruik?
Zeflregulering -
Hoe worden goederen genoemd die alleen door de overheid worden geleverd?
Collectieve voorzieningen
Denk hierbij aan politie, brandweer (worden betaald uit belasting opbrengsten)
maar ook paspoorten en rijbewijzen (die moet je zelf betalen) -
1.6 Kopen en Geld
Dit is een preview. Er zijn 11 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.6
Laat hier meer flashcards zien -
Lang geleden bestond er nog geen geld.Hoe 'betaalde' men elkaar toen?
Men betaalde elkaar door te ruilen.
Dit heet: Directe ruill of ruil in natura
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden