Alles is een bonte mengeling - Protestantse politiek

26 belangrijke vragen over Alles is een bonte mengeling - Protestantse politiek

Welke kwestie speelde naast de aard van de vertegenwoordiging een steeds grotere rol in het debat?

De hoofdvraag van de politiek werd: was is het wezen van de natiestaat.

Welke politieke strijd werd er gevoerd tussen 1840-1870, waarvan Thorbecke en Groen de boegbeelden waren?

De strijd ging om de politieke cultuur en de aard van de natiestaat.

Welke twee opvattingen stonden daarbij tegenover elkaar?

  1. Nederland is een klein land met voortrekkersrol in de beschaving, gegarandeerd door het strikt houden aan constitutionele procedures.
  2. Nederland is een protestantse natie, ontstaan in de strijd om een zuiver christendom en het verbond tussen God, Nederland en Oranje.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat waren de consequenties van elk van deze twee opvattingen?


Bij de eerste opvatting was er sprake van een strikte scheiding tussen staat en natie. Een 'constitutionele politiek' was nodig.

In het tweede geval moesten natie en staat zo veel mogelijk samenvallen. Er moest een 'protestantse politiek' komen.

Waarom was het moeilijk om een protestantse politiek te ontwerpen?


Voor veel mogelijke aanhangers sprak het vanzelf dat Nederland een protestantse natie is. Ze waren eensgezind in het afwijzen van het rooms-katholicisme, maar ware onderling zeer verdeeld.
Er moest toch iets gebeuren, want door de grondwet van 1848 waren de parlementariërs vervreemd van de natie. Er was geen heersende geest meer.

Welke vraag speelde in de strijd tussen Groen en Thorbecke

  • Was Nederland een klein land dat een soort voortrekkersrol in de beschaving diende te vervullen door zich aan de constitutionele procedures te houden?
  • Of was Nederland een protestantse natie, ontstaan in de strijd om een zuiver christendom en steunend op het verbond tussen God, Nederland en Oranje?
  • Oftewel: Constitutionele of protestantse politiek?

Waarover waren de protestanten en katholieken het politiek eens?

Ze waren allebei in verzet tegen de geest van de eeuw: het verbreken van heilige banden ten gunste van het individualisme.

Wat zagen B. Constant en Tocqueville als het meest centrale kenmerk van de nieuwe vrijheid?

Het individualisme werd door hen gezien als meest kenmerkend van de vrijheid.

Welk nadeel wees Tocqueville aan van het individualisme?


De nieuwe vrijheid en democratie maakte een einde aan de aristocratische samenleving waarin ieder zijn eigen vaste plek had. Iedereen had vaste referentiepunten in zijn leven: familie, maatschappelijke plek.
Nu was alles in beweging: geen vaste punten meer, voorouders en nageslacht hadden geen betekenis meer, sociale verhoudingen onduidelijk. De mens had zijn eigen lot in handen, maar was met niets en niemand meer verbonden. Democratie veroordeelde iedereen tot eenzaamheid.

Wat was de mening van Fruin over de opvattingen van Groen

Ze leken ontleend aan een aantal katholieke auteurs: de ultramontanen zijn de echte en oorspronkelijke antirevolutionairen, hebben het uitgedacht. Protestanten hebben het slechts gewijzigd.  Antirevolutionair staatsrecht is met de protestantse denkbeelden en beginselen onverzoenbaar, past alleen in de katholieke wereldbeschouwing.

Wat was het standpunt van Groen hierin?

Alles moest gebaseerd zijn op de onderwerping aan Gods woord. Door het individualisme heeft iedereen zijn eigen geloof, mening. Door veranderende omstandigheden ruilt hij zijn mening in voor een even snel voorbijgaande mening.

Wat was Groens standpunt in de kwestie van scheiding van kerk en staat?


Het afwijken van de Hervorming met als gevolg de Franse Revolutie had tot groot onheil geleid. Het geloof was de basis van alles.

Het standpunt dat de Hervorming het begin was van de ontwikkeling tot de Franse Revolutie, de Hervorming had ieder mens een eigen geloof gegeven en oude banden verscheurd, wees hij af.
Groen verwierp de scheiding tussen kerk en staat, het geloof was de basis van alles.

Hoe reageerde Groen op het verwijt dat het protestantisme het modern individualisme heeft veroorzaakt?

Hij zocht het eigene van het protestantisme in de rol die aan de staat wordt toegekend daarin.

Welke vorm van staat wilde Groen?


Hij wilde geen staat op basis van volkssoevereiniteit, waarin de staat zich te veel met de burgers bemoeit.
De staat is iets dat historisch is gegroeid, de draagster van de soevereiniteit. Kerk en staat moeten samenwerken, ongeloof bestrijden, gehoorzaamheid aan God bevorderen. Hij noemde zijn opvattingen 'christelijk-historisch'.

Hoe schetst Groen het probleem van het individualisme?


Het einde van de aristocratische samenleving leidt tot grote wanorde. Alle banden zijn verbroken: geschiedenis, beginselen, voor- en nageslacht.
Rangen en standen zijn het geraamte van de samenleving. Zonder dat blijft alleen een massa over.
De ontbinding van de maatschappij leidt tot eenlingen.

Wat schreef Groen in Ongeloof en Revolutie in 1847 over zijn bezwaren tegen de moderne tijd?

Alles wat niet gebaseerd was op Gods woord zou tot onheil leiden: 'alles is subjectief en individueel. Een ieder heeft zijn eigen geloof, zijn eigen mening, bij veelen zoo wankelbaar dat zij...telkens door een ander voorbijgaande mening gevolgd en afgewisseld wordt.'

Wat kan volgens Groen gedaan worden om dit proces te stoppen?


Hij wilde de klok niet terugdraaien, geschiedenis gaat altijd door. Ook geen antirevolutionaire staatsgreep.
De bekering van de natie zag hij als de weg om het individualiseringsproces te keren en veranderingen te bewerkstelligen.

Op welke bezwaren stuitte zijn oplossing?

De politiek weigerde mee te werken aan zijn oplossing en de Hervormde Kerk was tegen elke vorm van activisme.

Welke weg bleef voor Groen open na weigering van medewerking politiek en Hervormde Kerk?

Hij kon alleen nog blijven protesteren tegen de 'democratisering' van de staat en samenleving. Dat was de doorwerking van de Franse Revolutie, hij noemde zich dan ook 'antirevolutionair'.

Welke andere politieke bezwaren had Groen?


Hij was tegen verder groei van de staat:
  1. tegen organieke wetten betreffende gemeente en provincie. Te centralistisch, verleden werd aangetast.
  2. tegen staatstoezicht armenzorg, dit is een taak van de christelijke liefdadigheid.
  3. verzet tegen openbaar onderwijs, overheid wilde evangelie onderwijzen buiten theologische verschillen. Dit leidde tot de strijd voor scholen met den bijbel.

Hoe schetst Groen nog meer het probleem van het individualisme?


  • Hij komt overeen met Tocqueville met als verschil wat Groen 'ongeloof' noemt bij Tocqueville 'democratie is:
  • Het verbreken van de aristocratische ordening van de samenleving had tot tot grote wanorde geleid. Als banden welke de eenheid van geschiedenis, Godsdienst, zeden, gewoonten, beginselen tussen voor- en nageslacht hadden gevormd worden vernietigd is er geen Natie meer.
  • Rangen en standen zijn het geraamte van de samenleving. Zonder dat blijft alleen een levenloze klomp, een massa over.

Dit bederf van staat en samenleving zou voortwoekeren tot er een grens bereikt was en revolutie zou ontstaan.

Welk probleem ontstond door de eis van scholen met de bijbel?

Als de protestanten eigen scholen kregen, kon men dit de katholieken niet weigeren. Dit bedreigde het protestantse karakter van de natie.

Wat kon volgens Groen gedaan worden om het individualiseringsproces te stoppen?


Hij wilde de klok niet terugdraaien, geschiedenis gaat altijd door, hij was geen revolutionair. Ook geen antirevolutionaire staatsgreep. Hij zou de grondwet aanvaarden als een gegeven, dit liet een weg om het individualiseringsproces te keren en verandering tot stand te brengen: De bekering van de natie.
Door de weigering van de politiek om hieraan mee te werken en weerstand van de Hervormde kerk tegen activisme stuitte dit op bezwaren.

Tegen welke democratiseringsmaatregelen maakte Groen bezwaar.


  • Hij was tegen verdere groei van de staat
  • Tegen Thorbeckes organieke wetten die de positie van gemeente en provincie regelden. Te centralistische staat, die het verleden aantastte.
  • Tegen staatstoezicht armenzorg, dit is een taak van de christelijke liefdadigheid. Binnendringen staat, zelfstandigheid van de armeninstellingen onrecht aandoen.
  • Verzet tegen openbaar onderwijs, overheid wilde evangelie onderwijzen buiten theologische verschillen. Hij ergerde zich aan de burgerlijk-liberale deugdenleer welke de natie kreeg opgelegd via het onderwijs.
Dit leidde tot de strijd voor oprichting van scholen 'met den bijbel'.

Hoe noemden Groen zijn politieke opvattingen?

Antirevolutionair.
Alleen het protest tegen de democratisering bleef over.

Conclusie van Groen drie jaar voor zijn dood na een strijd van veertig jaar voor een christelijke natie?

Vreemdeling ben ik in mijn eigen land.
Hij maakte hiermee de opmerking die Thorbecke eens maakte steeds meer waar. 'Groen waant het uitverkoren orgaan der goddelijke waarheid te zijn'.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo