Samenvatting: Persuasieve Communicatie
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Persuasieve Communicatie
-
H1 t/m H4
Dit is een preview. Er zijn 40 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 21/10/2019
Laat hier meer flashcards zien -
Noem belangrijkste punten van oude geschiedenis van Persuasief.
- Aristoteles benaderde als eerste proces van overtuiging op wetenschappelijke manier.
- Onderscheidde als eerste bron, ontvanger in inhoud
- Eerst lag nadruk op wanneer een bericht overtuigend is
- Later meer nadruk op hoe een bericht overtuigend is -
Hoe formuleerde Lawell in de jaren '40 zijn communicatiemodel?
Wie zegt wat op welk kanaal aan wie en met welk effect? -
Vat het overtuigingsmodel van Yale uit de jaren '50 samen.
- Aandacht: er moet aandacht besteed worden aan het bericht. Zonder aandacht kan je niet overtuigd worden.
- Begrip: boodschap moet niet te moeilijk zijn, moet goed te begrijpen zijn.
- Acceptatie: boodschap wordt geaccepteerd, er ontstaat positieve attitude.
- Onthouden: positieve attitude moet aanhouden voor gedragsverandering
Hangt af van paar factoren: bereidwilligheid ontvanger, inhoud moet belangrijk zijn voor ontvanger, aard van de bron, bestaande attitudes -
Wat is de inoculatie theorie?
Laat zien hoe mensen zich wapenen tegen overtuiging en attitudeverandering. Vooral zwakke argumenten kunnen als 'virus' optreden. -
Noem ten minste 8 van de 13 outputfactoren van Mcguire.
1. Blootstelling aan advertentie
2. Aandacht voor advertentie
3. Attitude t.o.v. Advertentie
4. Interesse in inhoud
5. Begrijpen van inhoud
6. Eigen gedachten genereren
7. Attitude t.o.v inhoud
8. Opslaan in geheugen
9. Uit geheugen halen
10. Gedragsintenties
11. Gedrag
12. Evaluatie van gedrag
13. Permanente gedragsverandering -
Wat is het AIDA-model van overtuiging? Noem ook tekortkomingen.
Attention: boodschap moet aandacht wekken
Interest: moet interesse wekken
Desire: interesse moet omgezet worden naar verlangen
Action: moet opgeroepen worden tot actie.
Tekortkomingen: gaat ervan uit dat er altijd aandacht en tijd is, overtuiging volgt geen vaste volgorde, ontvanger is passief in dit model. -
Noem de inputfactoren van de Mcguire matrix.
Bron: persoon die het bericht communiceert en kenmerken van deze persoon
Inhoud: manier waarop bericht gebracht wordt. (humor, snelheid, etc.)
Kanaal: media waardoor het bericht overgebracht wordt. (audio, visueel, verbaal, type context)
Ontvanger: persoon die het bericht ontvangt.
Doel: gedrag waarnaar gestreefd wordt. -
Noem de zes misvattingen (fallacies) van Mcguire.
- Attenuaded effects fallacy (afnemende effecten misvatting)
- Distant measure fallacy (meting-op-afstand misvatting
- neglected mediator fallacy (verwaarloosde-mediator fallacy
- compensatory principle (compensatie principe)
- Golden-mean principle (gulden middenweg principe)
- Situational-weighting principle (situatie afhankelijk principe)
-
Wat is de:attenuaded effects fallacydistant measure fallacyneglected-mediator fallacy
1. Succesvol beïnvloeden van outputfactor is afhankelijk van de voorgaande stappen.
2. Als je wilt verkopen, moet je niet meten aan de hand van de blootstelling aan campagne, maar aan de hand van blootstelling.
3. Een inputfactor kan positief zijn op ene outputfactor, maar dan zwaarder negatief op andere. Rekening houden met alle outputfactoren voor succesvolle overtuiging. -
Wat is het:1. Compensatory principle2. Golden-mean principle3. Situational-weighting principle
1. Wanneer inputfactor negatief effect heeft op ene outputfactor, kan het groter positief effect hebben op andere outputfactor.
2. Inputfactoren moeten middelmatig worden toegepast; meer is niet altijd beter.
3. Effect van inputfactor is afhankelijk van andere inputfactoren
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden