Bescherming tegen beschikkingsonbevoegdheid - Bescherming tegen beschikkingsonbevoegdheid door :86

6 belangrijke vragen over Bescherming tegen beschikkingsonbevoegdheid - Bescherming tegen beschikkingsonbevoegdheid door :86

Bij welke bepalingen in de wet sluit art 3:86-1 aan?

De bepaling sluit aan bij de bewijsvermoedens van art 3:109 en 3:119 BW. 3:109 zegt dat degene die de zaak in zijn macht heeft vermoed wordt deze zaak voor zichzelf te houden. 3:107-1 hij wordt vermoed bezitter te zijn. Op zijn beurt wordt de bezitter geacht de rechthebbende te zijn.

Wat is de legitimatieleer (Scholten)?

Wanneer een derde te goeder trouw is afgegaan op de legitimatie die het in de macht hebben van een zaak schept, beschermt art 3:86 lid 1 hem, als achteraf blijkt dat de vervreemde niet beschikkingsbevoegd was.
De overdracht komt tot stand.
Dat de eigendom voor de oorspronkelijke rechthebbende verloren gaat, vindt zijn rechtvaardiging in de eisen van het rechtsverkeer.

Hoe ziet de gelaagde structuur van 3:86 eruit?

  1. 3:86-1 BW uitzondering op hoofdregel dat beschikkingsbevoegdheid voor overdracht is vereist. Ondanks ontbreken beschikkingsbevoegdheid komt overdracht tot stand: 

             1. -Indien er sprake is van levering roerende zaak niet reg 
             goed/recht op aandelen toonder/order;
             2. de levering vindt plaats cfm 3.90/3.91/3.93
             3. de levering geschiedt anders dan om niet
             4. de derde-verkrijger is ttv levering tgt
     2. Uitzondering 3:86-1 i.h.k. van diefstal, eigenaar roerende zaak kan 
          gedurende 3 jr na diefstal opeisen
    
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Voor welke leveringen geldt art 3.86?

Alle leveringen (3:90/3:91/3:93) waarbij de vervreemder de goederen in zijn macht had. Alleen in dat geval is er sprake van een legitimatie als rechthebbende en slechts dan kan de verkrijger op die legitimatie zijn afgegaan.

Welke goederen vallen nog meer onder 3:86-1?

Op grond van art. 3:98 bepaalt dat de verkrijging van beperkte rechten ook onder lid 1 goederen vallen.
Dit geldt voor vruchtgebruik bij pandrecht si er een lex specialis, 3:238.

Ook aandelen vallen op grond van 3:96 onder de lid 1 goederen.

Wat is het tijdstip waarop te goeder trouw wordt getoetst?

Dit is het tijdstip van de voltooiing van de levering. Wanneer de derde-verkrijger later ontdekt dat iets aan de beschikkingsbevoegdheid van zijn vervreemder haperde, 3:118-2, is dit niet van belang, bv bij levering constitutum possessorium.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo