Sdgdfgh
50 belangrijke vragen over Sdgdfgh
Geef van zowel apopplasmisch als symplasmisch transport 4 kenmerken.
- Lange afstandstransport
- Passief (celwanden, holten, dood cellumen (zonder protoplast dus))
- Kleine, maar ook grotere moleculen (bijvoorbeeld eiwitten)
- Afsluitbaar door kurkstof (suberine) en ligine
Symplast:
- Korte afstandstransport
- Actief via plasmodesmata (doorheen cytoplasma)
- Kleine moleculen (bijvoorbeeld suikers, aminozuren, hormonen)
- Plasmodesmata afsluitbaar
Wat wordt er bedoeld met meristemen met- en zonder initialen?
Welke twee bekende typen apicale meristemen (in kiemplanten) zijn er aanwezig bij zowel mono- als eudicotylen?
- Meristemen zonder initialen zijn tijdelijk actief, delen slechts tijdelijk (bijvoorbeeld meristemoïden).
Een embryo in een zaad van een angiosperm heeft twee apicale meristemen in wortel- en stengelgroeitop.
Welke drie initiaallagen bevinden er zich in het (apicale) worteltopmeristeem?
2: de initiaallaag van de rizodermis en cortex (binnenste van boven)
3: initiaallaag van de wortelmuts (onder (aangegeven met een duidelijke scheiding tussen de bovenste 2 initiaallagen))
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Het stengeltopmeristeem bestaat uit een tunica en een corpus. Er is sprake van 3 initiaallagen die zich in deze onderdelen bevinden. Benoem ze alle drie.
Ook is er sprake van twee verschillende soorten delingen: periklien en antiklien. Beschrijf van ieder delingtype hoe dit gaat.
Periklien: de delingswand staat tangentiaal ten opzichte van de dwarsdoorsnede van de stengel
Antiklien: de delingswand staat radiaal ten opzichte van de dwarsdoorsnede van de stengel.
In hogere planten zijn er twee soorten transportbanen waardoor water en andere opgeloste stoffen relatief vlug over grote afstanden vervoerd kunnen worden: het xyleem en floëem.
Bijzonder aan het vervoer van water door het xyleem is de transpiratie die ontstaat (het verdampen van het water, dat via de huidmondjes het blad ontstapt). Geef 2 redenen waarom het verdampen van water via de huidmondjes belangrijk is voor de plant.
- Hierdoor worden de huidmondjes geopend, wat de plant in staat stelt om CO2, wat erg belangrijk is voor de fotosynthese, op te nemen.
De stele is de verzamelnaam voor het geheel aan aanwezig xyleem en floëem in een plant. Uit welke twee onderdelen bestaat het xyleem vooral?
Welke twee onderdelen komen er naast deze tracheale elementen nog meer voor in het xyleem?
- Steunweefsel (xyleemvezels)
- Parenchym (xyleemparenchym)
Wat is het verschil tussen tracheïden en tracheeën (houtvaten) (voorkomend in het xyleem)?
Tracheeën zijn grotere constructies, waarbij vaten op elkaar zijn gestapeld, waarbij de te transporteren stof perforatieplaten of vaatdoorboringen in dwarswanden moeten passeren. Ook bevatten vatelementen (onderdeel van een houtvat) naast de vatdoorboringen ook hofstippels op de vatwanden. De vatelementen sluiten axiaal op elkaar en vormen een vat, dus lateraal watertransport langs de hofstippels is cruciaal.
Wat kan er over het vaatweefsel bij xyleem gezegd worden over gymno- en angiospermen?
Bij de angiospermen zijn er echter ook gevallen waarbij er houtvatloos hout aanwezig is. Meestal neemt men aan dat dit houtvatloze hout primitief is.
Wat zijn de twee voornaamste onderdelen die voorkomen bij het floëem? Welke andere drie onderdelen zijn er aanwezig in het floëem?
(Ook zijn er strasburgercellen/albumine cellen/eiwitcellen aanwezig (later meer uitleg boi)).
(De floëemvezels komen slechts voor bij angiospermen)
Tracheïden zijn langgerekte cellen, die puntig eindigen. Ze bevatten veel hofstippels en de volwassen cel is dood, waarbij de tracheïden worden gevormd door de primaire en secundaire celwand, die veel lignine bevat en nooit doorboringen bevat. Er zijn 3 verschillende vormen waarin een tracheïde kan voorkomen. Noem ze alle 3.
Wat is de precieze functie van een tracheïde?
Een tracheïde zorgt voor lange-afstandstransport van water en mineralen. Ook zorgen ze voor stevigheid.
Houtvatelementen zijn breder en korter dan tracheïden. Samen vormen ze een houtvat. De volwassen cel is dood en de houtvatelementen worden gevormd door primaire en secundaire celwanden. De celwanden bevatten lignine en er zijn hofstippels aanwezig aan de zijkanten. Ook is er altijd sprake van vatdoorboringen aan beide kanten (boven en onder) van een houtvatelement.
Wat is de functie van een houtvat?
Wat is de functie van xyleemvezel?
Kenmerken en functie xyleemvezel: xyleemvezels zijn langgerekte cellen, die puntig eindigen. De volwassen cellen zijn dood (ga er maar vanuit dat alle volwassen cellen van de cellen die behoren tot het xyleemweefsel dood zijn) en de primaire en secundaire celwanden bevatten lignine. Ze bevatten minder stippels dan gewoonlijk en bewerkstelligen steun (stevigheid) in hout (bij angiospermen).
Naast zeefvaten en zeefcellen zijn er ook nog begeleidende cellen aanwezig bij angiospermen. Wat zijn de kenmerken en functie(s) van de begeleidende cellen?
In het floëem is er ook sprake van een ander type begeleidende cel, die in tegenstelling tot de normale begeleidende cellen, niet is ontstaan uit dezelfde zeefvatmoedercel, maar een andere oorsprong heeft. Dit celtype komt voor in het floëem bij gymnospermen. Hoe wordt dit celtype ook wel genoemd?
Wat is het verschil tussen zeefcelweefsel en zeefvatweefsel in het floëem?
Wat is het verschil tussen het floëem bij angiospermen en gymnospermen?
Pteridofyten en gymnospermen hebben enkel zeefcellen. Zeefvaten met begeleidende cellen zijn karakteristiek voor alle angiospermen.
Gymnospermen bevatten dus slechts zeefcellen in het floëem (geen zeefvaten dus). Zeefvaten hebben begeleidende cellen. Hebben zeefcellen soortgelijke ondersteunende parenchymatische cellen?
Hoe komt het parenchym voor bij het floëem?
Nog ff kijken naar wat transfercellen zijn
Naar de structuur en het ontstaan van afschermingsweefsels kan men een onderscheid maken in primaire en secundaire weefsels. Wat zijn 4 primaire afschermingsweefsels? En wat is het belangrijkste secundaire afschermingsweefsel?
- Epidermis
- Hypodermis
- Exodermis
- Endodermis
Secundair:
- Felleem (kurkweefsel)
Wat is het verschil in stele bij eudicotylen en monocotylen?
Monocotylen: atactostele
Wat is de cuticula?
Geef vier mogelijke functies van de cuticula bij planten.
- De eerste verdedigingslijn bij planten (pathogene organismen)
- Lotus effect: zelf-poetsende werking van het bladoppervlak
- De cuticula zorgt voor een regenboogkleuring van kroonbladeren in bloemen, wat bestuivers aantrekt.
- Bescherming tegen uitdroging
In bepaalde gevallen ondergaan de celwanden van de subepidermale lagen bij stengels een verkurking of lignificatie. Hoe worden deze lagen genoemd?
Dit fenomeen vindt ook plaats bij de wortels van een plant. Hoe wordt deze laag genoemd?
Bij de wortels: exodermis.
Deze twee cellagen liggen direct onder de epidermis (bij hypodermis) of rizodermis (epidermis bij de wortel (exodermis dus)).
Als je tijd hebt nog even kijken naar bladzijde 156 v/d syllabus --> absorptieweefsels
Wat voor soort kieming vindt er plaats bij monocotylen?
Welke rol vervult de zaadlob bij monocotylen?
Bij vele mossen en de meeste varenachtigen bestaat de stengelgroeitop uit slechts één apicale cel. Meestal heeft deze cel de vorm van een driezijdige piramide. De zaadplanten bezitten geen piramidale topcel, maar wel een groep van meristematische cellen, initiaalcellen genoemd. Beschrijf de structuur van een stengelgroeitop van zaadplanten.
Een stengeltop kent meerdere groeizones. Drie welteverstaan. Benoem en beschrijf ze alle drie.
- Zone van strekkingsgroei: naarmate de cellen ouder worden (dus verder van de top), vermindert de delingsactiviteit. De cellen groeien vooral in de lengterichting (strekkingsgroei) (horizontale microfibrillen), wat gepaard gaat met de vorming van zeer grote centrale vacuolen.
- Zone van differentiëringsgroei: reeds aan het einde van de strekkingsgroei, maar vooral daarna, worden de meeste weefseltypes gevormd. Hier worden in vele celtypes secundaire celwandverdikkingen aangelegd.
Beschrijf de ontwikkeling van een procambiumstreng tot een collaterale vaatbundel.
Wat is het verschil tussen het ontstaan van een collaterale vaatbundel bij de monocotylen en eudicotylen?
- Bij de gymnospermen en eudicotylen blijft in het midden een meristematische zone over die intrafasciculair cambium wordt genoemd. Dit zijn open vaatbundels.
Waarnaartoe differentieert de bovenste tunicalaag?
Waarnaartoe differentiëren de andere lagen buiten de vaatbundelzone?
Waarnaartoe differentiëren de cellen binnen de vaatbundelzone?
Wat zijn stralen?
(dit heeft allemaal betrekking op eudicotylen en de meeste gymnospermen)
- cortex of schorscilinder (hoofdzakelijk bestaande uit chlorenchym: parenchym met veel chloroplasten in de cellen)
- merparenchym
waar de vaatbundels gescheiden zijn, blijven er parenchymverbindingen, stralen genoemd, tussen het mergparenchym.
Wat is de centrale cilinder?
Hoe wordt de uiterste laag van de cortex/schorscilinder bij de centrale cilinder ook wel genoemd?
Hoe wordt de uiterste laag van de centrale cilinder die grenst aan de cortex ook wel genoemd?
- De uiterste laag van de cortex die grenst aan de centrale cilinder wordt ook wel de endodermis genoemd.
- De uiterste laag van de centrale cilinder die grenst aan de endodermis wordt ook wel pericykel genoemd (met pericykel vezels)
Waarom kan er bij monocotylen nooit onderscheid gemaakt worden tussen schorscilinder en centrale cilinder?
Blijft de primaire groei (stengeltopmeristeem + worteltopmeristeem) altijd doorgaan?
Normaalgesproken liggen de primaire vaatbundels (met intrafasciculair cambium) vrij dicht tegen elkaar aan zodat grote delen van de vasculaire cambiumring al gevormd zijn. Bij sommige planten komt het echter voor dat de primaire vaatbundels verder van elkaar gescheiden zijn. Hoe ontstaat er een vasculair cambium bij deze planten?
Uit welke 3 onderdelen bestaat het secundair floëem bij gymnospermen? En hoe zit het met de 5 onderdelen van eudicotylen?
Uit welke 2 onderdelen bestaat het hout (secundair xyleem) bij gymnospermen? En hoe zit het met de 4 onderdelen van eudicotylen?
- Gymnospermen: zeefcellen, strasburgercellen en floëemparenchym
- Eudicotylen: zeefvaten, begeleidende cellen, floëemparenchym, bastvezels en soms slkereïden
Secundair xyleem:
- Gymnospermen: tracheïden en een beetje xyleemparenchym
- Eudicotylen: tracheeën, xyleemparenchymcellen, xyleemvezels en soms tracheïden
Door de vorming van een solide periderm zou elke gasuitwisseling tussen de atmosfeer en de inwendige weefsels via de stengel onmogelijk worden. Hoe lost de plant dit op?
Hoe en waar ontstaan deze structuren?
De lenticellen ontstaan doordat het kurkcambium (fellogeen) op verschillende plaatsen parenchymcellen met veel intercellulaire holtes naar buiten toe aanmaakt in plaats van felleemcellen. Hierdoor ontstaan wratachtige structuren waardoorheen gasuitwisseling kan plaatsvinden met de secundaire stengel.
Bij enkele plantensoorten blijft het eerst gevormde fellogeen levenslang werkzaam. Wat gebeurt er echter in de meeste gevallen?
Hoe wordt het fellogeen of kurkcambium gevormd?
Naast de normale procedure, waarbij het periderm wordt aangelegd als gevolg van een delend fellogeen, kan kurkvorming ook op twee andere manieren optreden. Leg uit.
- Ook kan er kurkvorming optreden als gevolg van afwerping van bladeren, vruchten, bloemen en twijgen.
Wat uiterlijke kenmerken betreft kan men een plantenwortel indelen in 4 zones (van onder naar boven):
- De gladde zone: zonder wortelhaartjes (komt overeen met de strekkingszone, zie verder)
- De wortelhaartjeszone: met zeer talkrijke wortelhaartjes; deze zijn uitgegroeide rizodermiscellen (rizodermis is de epidermis van de wortel).
- De verkurkte zone: hier zijn de wortelhaartjes afgestorven en ligt de verkurkte/gelignifieerde exodermis (= hypodermis van de wortel) aan het oppervlak.
Als men naar groeizones kijkt, zijn er bij wortels drie groeizones te onderscheiden:
- Strekkingszone: deze valt bij benadering samen met de gladde zone (nog voor de wortelhaartjes dus). Deze zone is ten opzichte van de strekkingszone bij de stengel veel korter. Ook kan in deze zone al een eerste differentiatie optreden, namelijk de vorming van protofloëem.
- Differentiatiezone: valt hoofdzakelijk samen met de wortelhaartjeszone en het begin van de verkurkte zone.
Hoe vindt het ontstaan van jong xyleem en floëem plaats in de procambiumstrengen van wortels?
Wat is het verschil tussen rizodermis en epidermis?
Wat is het verschil tussen wortelstele en stengelstele?
Wat is de functie van de Caspary-bandjes?
Hoe komt de secundaire structuur (als gevolg van vasculair cambium) bij wortels van eudicotylen tot stand?
Hoe worden de stengelzones waar bladeren aangehecht zijn? En hoe worden de tussenliggende zones genoemd?
- Tussenknopen/internodiën
Welke drie bladtypes kunnen er van elkaar worden onderscheiden?
Geef ook een omschrijving per type.
- Hydrofyten: leven in een nat milieu
- Xerofyten: leven in een droog milieu
Wat zijn de twee primaire onderdelen van een blad?
Wat is het verschil tussen een enkelvoudig en een samengesteld blad?
Wat is de buitenste algemene bladstructuur van monocotylen en eudicotylen?
Eudicotyl: bredere bladeren, voorzien van een bladsteel. Af en toe zijn de bladeren zittend, maar vaak is er een steel aanwezig. De bladeren zijn net- of handnervig met één hoofdnerf (geen parallele hoofdnerven dus).
Wat houdt equifaciaal in? En wat is amfistomatisch en hypostomatisch?
Bifaciaal: tegenovergestelde van equifaciaal
Amfistomatisch: de bovenste epidermis bevat evenveel huidmondjes als de onderste epidermis.
Hypostomatisch: tegenovergestelde als amfistomatisch (waarschijnlijk dus gewoon verschil in huidmondjes tussen bovenste en onderste epidermis)
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden