Plantentoets
26 belangrijke vragen over Plantentoets
Beschrijf de kenmerken van Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia).
- Vaak aanwezigheid van groepen oranje bessen.
- Samengesteld blad, deelblaadjes met dubbel gezaagde bladrand.
- Knoppen grijsviltig behaard, met purper bandje.
Beschrijf de kenmerken van de amerikaanse eik (Quercus rubra).![]()
- Bladeren in het naneaar verkleuren naar oranje/rood, met spitse lobben.
- Knoppen roodbruin, langwerpig t.o.v. Zomereik.
- Hoekige twijgen
Beschrijf de kenmerken van de Eenstijlige meidooorn (Crataegus monogyna).![]()
- Vruchten als appeltjes
- kleine gelobde bladeren
- vaak met korte takdoorntjes
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Beschrijf de kenmerken van de gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus).![]()
- Tegenoverstaande bladen en knoppen
- grote gelobde bladeren met spitse punten
- roodachtige bladsteel
Beschrijf de kenmerken van de Spaanse aak (Acer campestre).![]()
- Tegenoverstaande bladen en knoppen
- redelijk kleine gelobde bladeren
- soms kurkrichels op de twijgen
Beschrijf de kenmereken van de Zomereik (Quercus robur).![]()
- Bladeren leerachtige met gegolde, gelobde bladeren.
- Twijgen met bruine bast en lichtgekleurde vlekjes
- Knoppen aan uiteinde gegroepeerd
Beschrijf de kenmerken van het Amerikaanse krentenboompje (Amelanchier lamarckii).![]()
Blad elliptisch, omgekeerd eirond, fijn gezaagd.
Kroonbladeren (vroeg in het voorjaar zichtbaar) opvallend groot.
Beschrijf de kenmerken van de Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina)![]()
- Opvallend glimmende bladeren (zowel boven-als onderzijde).
- Bast met lichtgekleurde vlekjes (lenticellen) op een zwarte bast.
- Bast bij kneuzen een stinkende geur
Beschrijf de kenmerken van de vogelkers (prunus padus).![]()
- Bladeren omgekeerd eirond, opvallend dofgroen.
- Bast bij kneuzen een amandel geur.
Beschrijf de kenmerken van de Sprokehout (Frangula alnus)![]()
- Twijgen met rode, zwarte bessen en soms nog bloemetjes aan de top
- Bast stinkt bij kneuzen
- kleur schors donkergrijs met langwerpige lichte streepjes
Beschrijf de kenmerken van de Rode kornoelje (Cornus sanguinea).![]()
- Bladeren bij doorscheuren met draadjes gekoppeld .
- Twijgen aan zonzijde rood
Beschrijf de kenemrken van de Beuk (Fagus sylvatica).![]()
- Bladeren met gegolfde, gewimperde gave bladrand.
- Knoppen opvallend lang, spits,afstaand (priemvormig)
Beschrijf de kenmerken van de haagbeuk (Carpinus betulus) ( die stuik die voor vrijwel elke school staat)![]()
- Blaadjes met opvallende benerving, bladrand dubbel gezaagd.
- knoppen aanliggend, iets gebogen en bruin
- Schorskleur grijsachtig
Beschrijf de kenmerken van de Canadapopulier (Populus canadensis)![]()
- Bladstelen altijd plat
- Grote bladeren, hartvormig tot rond
Beschrijf de kenmerken van de Ratelpopulier (Populus tremula)![]()
- Bladeren altijd plat
- Bladeren vrij klein met gegolfde bladrand
Beschrijf de kenmerken van de ruwe berk (Betula pendula).![]()
- Dunne, spichtige twijgen, met ruwe schors
- Ruitvormige blaadjes
- ouderen takken met sierlijke hangende twijgen
Beschrijf de kenmerken van de blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus).![]()
- Korte takken met veel twijgen , groen met sterke overgang naar bruin.
- Aan twijgen veel kleine groene blaadjes
- twijgjes hoekig
- bodembedekker in oude bossen
Beschrijf de kenmerken van de gladde iep (Ulmus minor)![]()
- Bladeren met scheve bladvoet
- Bladrand gezagd, als bij een haagbeuk
- zigzag vertakking
Beschrijf de kenmerken van de grauwe wilg (Salix cinerea).![]()
- Alle twijgen zacht behaard, soepel.
- Bladeren omgekeerd eirond, maar nogal variabel
Beschrijf de kenmerken van de Hazelaar (Corylus avellana).![]()
- Bladeren breed, met gezaagde bladrand
- Bladsteel opvallend behaard, afstaand.
- Knoppen allen groen, breed en afgeplat.
Beschrijf de kenmereken van de schietwilg (Salix alba).![]()
- Bladeren langwerpig, lancetvormig
- bladkleur bovenzijde lichtgroen tot grijsachtig, onderzijde grijs tot wit.
- Soepelen dunne twijgen.
Beschrijf de kenmerken van de sleedoorn (Prunus spinosa).![]()
- Twijgen met veel takdoorns.
- Blaadjes klein eirond, dun, dofgroen.
Beschrijf de kenmerken van de tamme kastanje (Castanea sativa)![]()
- Bladeren stevig, langwerpig met grof getande bladrand.
- Kantige twijgen (vijfhoekig) met opvallend bladlitteken
- In herfst met stekelige bolsters bezet.
Beschrijf de kenmerken van de wilde kardinaalsmuts (Eunymus europaeus).![]()
- Opvallende vruchten, kardinaalsmutsvormig, roze met oranje bes.
- Twijgen dofgroen met bruine streepjes (Kurklijsten).
Beschrijf de kenmerken van wilde liguster (Ligustrum vulgare).![]()
Bast met typische geur bij kneuzen
Beschrijf de kenmerken van de Zwarte els (Alnus glutinosa).![]()
Hoekige twijgen.
Bij oudere takken zijn elzenproppen aanwezig.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
