Jeugdliteratuur - Praktijk: het oudere kind
6 belangrijke vragen over Jeugdliteratuur - Praktijk: het oudere kind
Aan welke 6 narratieve elementen moet de leerkracht aandacht geven om zo de narratieve ontwikkeling te stimulerne?
- Personages
- leren over verschillende soorten personages (b.v held, schurk)
- verloop
- leren dat elk verhaal een opbouw kent met vaak vaste elementen
- chronologie
- tijdsverloop, kan wisselen (flashbacks/flashforwards)
- verteltempo
- verschil leren tussen verteltijd en vertelde tijd
- spanning
- leren hoe spanning ontstaat in verhaal
- perspectief
- leren dat verhaal vanuit verschillende perspectieven verteld kan worden
Hoe word de narratieve ontwikkeling gestimuleerd bij oudere kinderen
- personages:leerlingen herkennen de verschillende personages uit het verhaal
- verloop: leerlingen weten dat een verhaal bestaat uit fasen
- chronologie:leerlingen weten dat een verhaal opgebouwd is in tijdverloop
- verteltempo:verschil tussen verteltijd en verleden tijd
- spanning: hoe spanning ontstaat in een verhaal
- perspectief:leerlingen leren dat een verhaal vanuit verschillende perspectieven verteld word
Aan welke 7 poëtische elementen moet een leerkracht aandacht besteden om de poëtische competentie van leerlingen te stimuleren?
- Muzikaliteit
- metrum en ritme in gedichten
- klank
- bv klanknabootsing, alliteratie
- rijm
- verschillende vers- en rijmvormen
- woordgebruik
- vaak efficiënt woordgebruik
- beeldspraak
- nadenken over woorden die treffende letterlijk en figuurlijke beelden oproepen
- stijl
- typische stijlkenmerken zoals herhaling
- zeggingskracht
- leren om zeggingskracht gedicht onder woorden te brengen
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Hoe word de poëtische ontwikkeling gestimuleerd bij oudere kinderen
- muzikaliteit: metrum en ritme in gedichten
- klank
- rijm: vers en rijmwoorden
- woordgebruik
- beeldspraak
- stijl
Wat zijn 3 verschillen tussen een verteller en een voorlezer?
- Een verteller hanteert eigen persoonlijk gekleurde taal. Een voorlezer leest letterlijk voor.
- de verteller kan improviserend aanhaken bij situaties en reacties gehoor
- de verteller heeft direct contact met publiek. De voorlezer heeft boek er tussen zitten. Dat kan afstand scheppen.
Wat houd de didactiek bij boekpromotie in
- eruit voorlezen
- erover te vertellen
- de schrijver uit te nodigen in de klas
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden