Samenvatting: Postpositivism And Educational Research | 9780847691227 | D C Phillips, et al
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Postpositivism and Educational Research | 9780847691227 | D.C. Phillips and Nicholas C. Burbules.
-
1 What is postpositivism?
Dit is een preview. Er zijn 17 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
p. 1. Het gaat hier over frames en paradigms. Om te begrijpen waarom die wetenschappers ‘bevooroordeeld’ zouden maken, helpt het als je in Bersselaar hoofdstuk 7 leest wat Kuhn zegt over ‘paradigma’s.’
Wetenschappers werken in ‘frameworks’: ze zijn net zo subjectief als ieder ander. Deze frameworks, of paradigma’s, worden gevormd door de buitenwereld à zie Bersselaar hoofdstuk 7. Dit is vooral zo bij de sociale wetenschap, omdat hierbij des te meer de achtergrond van de onderzoeker een rol kan spelen. -
Wat betekent 'understandig can be misunderstandig'?
je kunt heel erg geloven dat je gelijk hebt, maar toch geen gelijk hebben. -
p. 3–4. Hoe relateert Dewey: waarheid; warranted assertibility; competent inquiries? En wat is de strekking van het citaat van hem op p. 4?
Dewey: onze overtuigingen moeten gegrond en bewust (‘warranted assertibility’ ) zijn. Hiervoor moeten we deskundig navraag doen (‘competent inquiries’). Hierover zegt hij (p.4): we weten nou eenmaal dat bepaalde methoden van navraag doen eenmaal beter zijn dan andere, net zoals we weten dat bepaalde methoden van operaties, het aanleggen van wegen, navigatie enz. beter zijn dan andere. ‘Beter’ is niet perfect, maar op deze manier kunnen we in ieder geval ‘warrantably assertible conclusions’ trekken.
-
Wat is postpositivisme? (volgens P&B)
Zoals ‘post’ al suggereert is het een positie die historisch na positivisme volgt en het vervangt. ‘Postpositivisme’ is geen positief label, maar het laat wel zien dat er een nieuwe aanpak is ontwikkeld. -
Welke zaken zijn volgens de auteurs NIET kenmerken voor het postpositivisme?
a) het maken van het verschil context of discovery-context of justification;b) het bepleiten van de experimentele methode;c) het bepleiten van kwantitatief onderzoek;d) realisme.(Het is NIET belangrijk om precies te weten in hoeverre het positivisme in deze opzichten ‘vals beschuldigd’ wordt.) -
p.13. Wat is ‘metafysisch realisme’? Probeer vast te bedenken waarom velen zulk realisme ongeloofwaardig vinden (is er dan niet één echte objectieve realiteit?!)
Als er een ‘ultieme realiteit’ zou zijn, is het volgens de positivisten duidelijk dat we daar dus geen direct observationeel contact mee kunnen hebben. Zulk realisme is ongeloofwaardig. Daarom wordt het geloof in een ultieme realiteit door filosofen vaak ‘metafysisch realisme’ genoemd. Voor positivisten is het enige wat uitmaakt wat we zijn, in contact met onze zintuiglijke ervaringen, en ze accepteren dat het nutteloos is om overtuigingen te hebben over de realiteit waar deze ervaringen naar refereren of corresponderen.
-
In welke eeuw kan de fundamentalistische epistemologoe tot een einde?
In de tweede helft van de 20e eeuw.Dit betekent niet dat ervaringen en ‘reden’ irrelevant zijn voor de productie van menselijke kennis, maar men kwam tot de conclusie dat ervaringen geen gegronde basis zijn voor onze kennis. -
p. 14–15. Het ‘licht der rede’: Wat vanzelfsprekend lijkt hoeft dat niet altijd te zijn. Waarom is dat een probleem voor funderingsdenkers? Of gaat het empirisme vrijuit (dit eerste punt lijkt immers vooral gericht tegen het rationalisme)?
Het ‘licht der rede’: Wat vanzelfsprekend lijkt hoeft dat niet altijd te zijn: wat voor de ene persoon logisch is, hoeft dat voor de andere persoon niet te zijn. Bijvoorbeeld: Dieren, die bewegen hebben ledematen en spieren. De aarde heeft geen ledematen of spieren: dus beweegt het niet. -
p. 15–17. Theoriegeladenheid van de waarneming is een buitengewoon belangrijk gegeven. Lees hier meer over in hoofdstuk 2 van Bersselaar (‘het domein van de feiten’). Waarom kunnen we de feiten niet rechttoe-rechtaan objectief en onbevooroordeeld waarnemen? Hoezo zien we de wereld niet simpelweg zoals deze is? Denk aan het observeren van de van autisme ‘genezen’ vrouw (p. 16) of van een appel (Bersselaar p. 33–34).
Theoriegeladenheid van de waarneming. Observatie is niet neutraal: Lees hier meer over in hoofdstuk 2 van Bersselaar (‘het domein van de feiten’). Wat iemand ziet, en wat iemand niet ziet wordt beïnvloed door de achtergrond van zijn kennis: de theorieën, hypothesen, assumpties of conceptuele schema’s die de observator heeft. ‘’Er is meer te zien dan wat de oogbal opvangt’’: soms vallen je dingen gewoon niet op omdat we onze aandacht op iets anders leggen. -
p. 17–19 Theorieën zijn altijd ‘ondergedetermineerd’ door de data. Wat houdt dit in? Waarom is dit probleem niet te verhelpen? Wetenschappers gaan er in de regel van uit dat de simpelste hypothese (de regelmatige curve of de rechte lijn) de juiste is – terwijl ze dat nooit zeker kunnen weten. Waarom zouden ze dat doen?
Theorieën zijn altijd ‘ondergedetermineerd’ door de data. Wetenschappers gaan er in de regel van uit dat de simpelste hypothese (de regelmatige curve of de rechte lijn) de juiste is – terwijl ze dat nooit zeker kunnen weten; er bestaat ook vele alternatieve hypothesen. Echter: we zoeken naar wat ‘past’, wat voor ons logisch is. Dat nemen we voor waarheid aan.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden