Samenvatting: Praktijkgestuurd Onderzoek | Landsheer
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Praktijkgestuurd onderzoek | Landsheer
-
1 Manieren waarop vragen worden gesteld
Dit is een preview. Er zijn 9 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Vraagstellingen kunnen op drie manieren worden gesteld, welke manieren?
1) gelokaliseerde vraagstelling: vragen alleen gericht op een specifiek lokaal onderzochte groep.
2) causale vraagstelling: niet gericht op specifieke groep, je wilt alleen een algemene oorzaak-gevolg uitspraak doen.
3) generaliserende vraagstelling: hierbij gaat het om de externe validiteit ( dus onderzoeksresultaten generaliseren naar populatie)
-
Wat is een gelokaliseerde vraagstelling?
Vragen die alleen gericht zijn op een specifiek lokaal onderzochte groep. niet generaliseerbaar, want alle gegevens komen van één specifieke groep. onderzochte personen worden niet aselect toegewezen, maar dmv zelfselectie of doorverwijzing.
Beschrijvend en makkelijk te beantwoorden
-
Wat is een causale vraagstelling?
Niet gericht op specifieke groep, je wilt een algemeen oorzaak-gevolg uitspraak doen. omdat het lastig is aan te tonen dat het effect wat je hebt gevonden het gevolg is van je behandeling --> experimentele onderzoeksopzet.
Aselecte toewijzingen en herhaalde meting zijn belangrijk!!!
Aselect kan lastig zijn in praktijkonderzoek, oplossing = quasi-experimentele onderzoeksontwerpen. Deze hebben geen aselecte toewijzing, maar kunnen wel causale vraagstelling beantwoorden.
-
Wat zijn generaliserende vraagstellingen?
Hierbij gaat het om de externe validiteit. In hoevere kan je de onderzoeksresultaten generaliseren naar de populatie?
Aselecte steekproeftrekking of aanvullende gegevensverzameling of beide nodig.
Een probleem kan zijn: je selecteerd bepaalde waarnemingen (HIER LATER MEER OVER)
-
Wat moet je doen als er geen aselecte steekproef mogelijk is?
Dan moet je uitgaan van een hypothetische populatie en een aselecte steekproeftrekking. de samenstelling van de hypothetische populatie is dezelfde met die van de onderzoeksgroep (die nauwkeuring wordt beschreven). tot slot worden de groepen statistisch getoetst en relevante variabele. als deze niet significant is, dan beide groepen vergelijkbaar.
Als de groepen niet van gelijke grote zijn --> Covariantieanalyse
-
Herhaling van onderzoek in verschillende groepen, met andere instrumenten, op andee tijdstippen. Op welke manier kan hiernaar gekeken worden?
1) Valideringsonderzoek: Gaat erom of de resultaten onafhankelijk zijn van specifieke condities. Wanneer de resultaten generaliseerbaar zijn voor andere omstandigheden, dan is er sprake van ecologische validiteit.
2) Robuustheidsonderzoek: hierin bekijk je of de resultaten gelijk blijven bij minder gunstige omstandigheden. Hoe vaker de resultaten gelijk blijven, hoe robuuster (en dus betrouwbaarder) je resultaten
-
Mag je bij generaliseren definitieve uitsprake doen over de populatie? Hoe zit dat met benadering en waarschijnlijkheid?
Resultaten uit een steekproeftrekking uit een populatie zijn bij benadering te generaliseren naar die populatie. Bij benadering houdt in dat er geen definitieve uitspraken worden gedaan, maar dat er uitspraken worden gedaan over de mate van waarschijnlijkheid. De waarschijnlijkheid is afhankelijk van de grootte van het effect en is te berekenen dmv statistiek.
--> bij kwalitatieve verschillen is generalisatie niet zinvol omdat je verschillende populaties hebt ( als er geen aselecte streekproef mogelijk is moeten er dus twee groepen gevormt worden)
--> bij kwantitatieve verschillen is generalisering wel zinvol.
-
Welke verstoringen van een steekproef kunnen plaatsvinden?
--> Primaire uitval/primaire non-response: Personen die weigeren aan deelname.
--> Secundaire uitval/secundaire non-response: Perosnen die in de loop van het onderzoek niet meer meedoen.
--> Steekproeffout: Wanneer het steekproefkader de populatie niet goed weergeeft.
Dan is er nog een verschil tussen:
--> Onsystematische fouten: Fouten die regelmatig voorkomen, maar aselect blijven. fouten die de beoordelaar maakt
--> Systematische fouten: die leiden tot oververtegenwoordiging van een selecte groep. Dan zijn de gegevens niet meer generaliseerbaar. (bv uitval of non-response). Andere voorbeelden: Bias, vooringesteld, bevooroordeeld.
-
Wat is erger voor het onderzoek: Systematische of onsystematische fouten?
Bij onsystematische fouten blijft de steekproef aselect en is er dus eigenlijk niet veel aan de hand.
Echter, bij systematische fouten is er bv sprake van uitval en dat is een bedreiging voor generalisatie. Wanneer er uitval plaats heeft gevonden mag je de resterende steekproef niet meer beschouwen als een kansstreekproef.
-
Wat is er mogelijk wanneer er uitval is in de steekproef? En hoe kan je op die manier ervoor zorgen dat je de steekproef weer als representatief kan beschouwen voor de populatie?
Na uitval (systematische fout) mag je de steekproef niet meer beschouwen als een kanssteekproef.
Oplossing --> Representativiteitonderzoek: Dit houdt in dat je onderzoekt doet op een aantal variabelen uit andere kanssteekproeven die representatief zijn voor de hele populatie. Hierbij worden vaak demografische variabelen gebruikt (leeftijd, geslacht, SES e.d.). Als de verdeling van de steekproef lijkt op de verdeling van de populatie, dan kan je de steekproef als representatief beschouwen.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden