Kartelvorming - Kartelverbod
8 belangrijke vragen over Kartelvorming - Kartelverbod
Alle overeenkomsten, alle besluiten van ondernemingsverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen;
- (meestens gebeurt dit bij) overeenkomsten (rechtens afdiwngbaar zowel de mondelinge als schrifelijke)
- besluiten van ondernemingsverenigingen
- onderling afgestemde feitelijke gedragingen
Op wie is het Kartelverbod van toepassing?
Wanneer is het Europees mededingingsrecht en het Kartelverbod van toepassing?
Het verdrag geeft geen duidelijk regels hiertoe. De commissie heeft daarom beleidsregels opgesteld.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Hoe bepaald je of invloed is op de handel tussen de lidstaten?
- Bepaal het marktaandeel
- check of het onder de minimisuitzondering (let op andere minimisuitzonder dan hoofdstuk 8) valt. Bij horizontale overeenkomst minimaal 10 van het marktaandeel mocht gesproken kunnen worden van een inbreuk op het kartelverbod. Verticaal dan marktaandeel minstens 15%.
- Is sprake van een horizontale overeenkomst of een verticale overeenkomst.
Moet verstoring van de mededinging feitelijk worden aangetoond?
Hoe kan verstoring van de interne markt worden veroorzaakt?
Dit is een van de voorwaarden om te zien of artikel 101 lid 1 is geschonden.
De andere voorwaarde is (ongunstige invloed op handel tussen de lidstaten).
En moet gekeken worden of partijen voldoen aan de minimisuitzondering.
Welke twee overeenkomsten kunnen een verstoring veroorzaken?
- Overeenkomsten die het doel hebben de mededinging te beperken
- overeenkomsten met een ander doel die het gevolg hebben van beperking van mededinging.
Waarom is het van belang onderscheid te maken in deze twee overeenkomsten?
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden