Samenvatting: Praktische Economie 2E Fase Havo Module Schaarste Geld Hand | 9789402006025
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Praktische economie 2e fase havo module schaarste geld hand | 9789402006025
-
1 Voor niks gaat de zon op
Dit is een preview. Er zijn 13 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat gebeurt er met het budget en/of prijs van het product als de budgetlijn naar rechts verschuift?
Toename van het budget of daling van prijs van beideproducten . -
2 Van ruilen komt geen huilen
Dit is een preview. Er zijn 15 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
Laat hier meer flashcards zien -
Wanneer is er sprake van een economie in autarki?
Autarki is een situatie waarin er niet wordtgeruild en iedereenzelfvoorzienend is. Je hoeft dus niks de kopen ( kopen is ruilen van geld tegen goederen). In de praktijk komt dit eigenlijk niet voor.
Een land in autarki ruilt niet met andere landen, het is hierdoor minder welvarend. -
Hoeveel middelen en partijen zijn er bij een ruil betrokken?
Twee middelen en twee partijen (de vrager en de aanbieder) -
Om welke 2 redenen spelen transactiekosten een belangrijke rol in de economie?
1. Ze kunnen het wederzijds voordeel van een ruil tenietdoen (dan zijn de transactiekosten hoger dan het wederzijds voordeel).
2. Ze verklaren het ontstaan van instituties. -
Stel de buurman geeft je 60 belminuten voor een gewassen auto. Het kost je 2 uur om de auto te wassen. Wat is je uurloon?
30 belminuten per uur -
In het algemeen geldt dat je uurloon hoger is wanneer je arbeidsproductiviteit toeneemt. Op welke twee manieren kan je je arbeidsproductiviteit verhogen?
Door scholing en door specialisatie.
Een beter geschoold iemand kan dezelfde productie leveren in minder tijd.
Een specialist beschikt over specifieke kennis en vaardigheden (bijvoorbeeld een longarts of een behanger). Deze kun je opdoen door scholing, maar ook door ervaring (iets vaak doen) word je er steeds beter in. -
2.1 Wederzijds voordeel
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe noem je een economie waarin iedereen zelfvoorzienend is?
Autarkisch. -
2.2 Transactiekosten en instituties
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.2
Laat hier meer flashcards zien -
Welke soorten transactiekosten zijn er?
- Zoekkosten
- administratieve kosten
- transportkosten
- controlekosten
- Zoekkosten
-
3 Geld, de smeerolie van ruil
Dit is een preview. Er zijn 26 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3
Laat hier meer flashcards zien -
Wat maakt geld een ruilmiddel?
Het is een functie van geld waardoor goederen en diensten geruild kunnen worden.
Geld vergemakkelijkt het ruilen. Middelen kun je ruilen tegen geld en dit geld kun je weer ruilen tegen andere middelen. -
Wat maakt geld een oppotmiddel?
Het is een functie van geld waardoor de ruil van middelen uitgesteld kan worden.
Geld maakt het mogelijk om te ruilen in de tijd. Je kunt bijvoorbeeld besluiten om geld dat je nu hebt, op de bank te zetten zodat je er later iets voor kunt kopen.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden