Samenvatting: Praktische Economie | 9789402051292 | Aad Zuiderwijk
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Praktische economie | 9789402051292 | Aad Zuiderwijk
-
1 Schaarste en ruilen
-
1.2 Kiezen is verliezen
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Reken van een maand naar een dag:- €300 per maand
€300 x 12 : 365 = €9,86 -
1.4 De waarde van geld
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.4
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn de 4 waardes van geld?
- Nominaal: waarde op het geld
- Intrinsieke: materiaalwaarde (ijzer)
- Interne: hoeveelheid goederen je ervoor kan kopen.
- Externe: hoeveelheid buitenlands geld je ervoor kan kopen. -
Vertel de eisen voor geld als ruilmiddel:
- Het moet deelbaar zijn
- Makkelijk mee te nemen
- Niet bederfelijk zijn
- Waarde van het materiaal mag niet hoger zijn dan de waarde op het geld
- Moet te vertrouwen zijn -
1.6 Rekenen met procenten
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.6
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe reken je een procentuele verandering uit?Halil verdiende €120 per maand. Hij verdient nu €132 per maand. Hoeveel procent verdient Halil nu meer?
€132 - €120 = €12
Destijging is €12 : €120 x 100% = 10%
absolute verandering : oude getal x 100% -
Hoe reken je met procenten een deel van het totale?Sjors verdient 60% van het loon van Halil. Halil verdient €180 per maand. Wat verdient Sjors per maand?
€180 x 60 : 100 = €108
het totale bedrag x percentage : 100 -
Hoe maak je een procentuele vergelijking?Theo verdient €25 per week, Frits €22,50. Hoeveel procent verdient Theo meer dan Frits?
€2,50 : €22,50 x 100 = 11,1%
Het verschil : het bedrag waarmee jevergelijkt x 100 -
2 De markt van vraag en aanbod
-
2.1 Kopen is kiezen
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1
Laat hier meer flashcards zien -
Reken met hulp van de vraaglijn de gevraagde hoeveelheid uit:
Qv= -100p + 24.000
Qv= -100 x 40 + 24.000
Qv= 20.000 stuks -
Als de prijs stijgt, dan is de gevraagde hoeveelheid...
Minder. -
Wat gebeurt er met de vraaglijn als het inkomen van de Nederlander stijgt?
De vraaglijn verschuift naar rechts, want een stijgend inkomen heeft een positief effect op de koopkracht van Nederlanders. -
2.2 Winst is winst
Dit is een preview. Er zijn 9 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is afzet? En in wat druk je dat uit?
Afzet is het aantal stuks dat een bedrijf verkoopt. Dat druk je uit in q.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden