Oriëntatie op het sociaal-agogisch werkveld

8 belangrijke vragen over Oriëntatie op het sociaal-agogisch werkveld

Zelforganisaties van (kwetsbare) cliënten lukt het maar zelden om zich in de wijk te handhaven. Toch wil de overheid zelforganisatie en zelfhulp van cliënt graag stimuleren. Elk van de betrokken partijen (cliënten, actieve bewoners, ambtenaren en sociale professionals) draagt mede verantwoordelijkheid voor het niet-slagen van het integreren van (kwetsbare) cliënten.
Noem per betrokken partij de reden waarom zij niet willen of kunnen meewerken aan het betrekken van (zelforganisaties van) cliënten bij het zorgaanbod op wijkniveau. Geef bovendien aan welk uitgangspunt van het sociaal werk de overheid hanteert om zelforganisatie en zelfhulp te stimuleren.

· Cliënten: vinden samenwerken met andere bewoners en ambtenaren/professionals vaak te druk en te chaotisch, waardoor ze zich terugtrekken.
· Actieve bewoners: willen niet wachten op/rekening houden met mensen die extra zorg en aandacht nodig hebben.
· Ambtenaren: zijn vaak zo gebrand op succes dat ze de zelforganisatie min of meer gaan overnemen waardoor het een overheidsinitiatief vermomd als zelforganisatie wordt.
· Sociale professionals: stellen zich vaak terughoudend en beschermend op ten opzichte van hun eigen cliënten.

Bij het werken met mensen met een beperking kan een sociaal werker onder andere ingezet worden als groepsbegeleider of zorgconsulent.
Geef voor zowel de groepsbegeleider als zorgconsulent aan in welke setting het werk plaatsvindt en leg uw antwoord uit.

· De groepsbegeleider werkt in een semi-residentiële setting, omdat de cliënten in een woonvoorziening verblijven en overdag werken of op een andere manier maatschappelijk actief zijn.
· De zorgconsulent werkt voor mensen met een beperking die zelfstandig wonen. Dat houdt in dat het om een ambulante setting gaat.

Empowerment vindt op drie niveaus plaats, die elk met elkaar verweven zijn. Ieder niveau van empowerment kent een eigen doelstelling en werkwijze. Noem de drie niveaus van empowerment en koppel aan elk niveau een doelstelling (wat moet er versterkt worden?) en werkwijze (hoe worden de doelstellingen bereikt?).

· Individueel niveau
Doel: versterking van de verbinding met zichzelf, eigenwaarde.
Werkwijze is: bevorderen van eigen regie door het verruimen en versterken van het zelfhelpend vermogen, onder meer met behulp van wederkerigheid.
· Collectief niveau
Doel: versterking van de verbinding met de sociale omgeving en ondersteunende organisaties.
Werkwijze: aanwenden van krachtbronnen in de omgeving door adequate inzet van hulporganiserend, helpend en wederkerig vermogen, inrichten van empowerende organisaties.
· Politiek-maatschappelijk niveau
Doel: het versterken van de verbinding met de samenleving.
Werkwijze: het signaleren en aanjagen van verbeteringen van de positie van (groepen) kwetsbare burgers.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Er bestaan aanzienlijke verschillen tussen de inzet van vrijwilligers in de zorg en op het gebied van welzijn (sociaal werk). Noem én beschrijf twee van deze verschillen en leg vervolgens de term Welzijn op recept uit.

· In zorginstellingen zijn er op 10 professionals 1 à 2 vrijwilligers, in welzijnsinstellingen zijn dat 5 à 10 vrijwilligers op 10 professionals. Welzijn (sociaal werk) weet dus veel meer vrijwilligers te mobiliseren.
· Vrijwilligers in de zorg werken bijna allemaal direct onder de hoede van een professional, terwijl in het welzijnswerk (sociaal werk) vrijwilligers veel meer eigen verantwoordelijkheid en autonomie hebben.
2 punten per juist verschil en beschrijving (max. 4 punten).
Welzijn op recept betekent dat de huisarts deelname aan welzijnsactiviteiten kan voorschrijven om de zorgvraag te verminderen. De zorgverzekeraar betaalt dan de deelname (1 punt). Max. 5 punten.

Er bestaan volgens Prof. Wolf vier condities (voorwaarden) voor sociale kwaliteit als maatstaf voor het risico om dak- of thuisloos te worden.
Twee van deze condities zijn hoofdzakelijk maatschappelijk van aard en zijn dus voor een belangrijk deel afhankelijk van het beleid van de overheid. Welke twee condities zijn dat? Geef per conditie ook een korte beschrijving ervan

· Sociaal-economische zekerheid: de mate waarin mensen toegang hebben tot materiële en omgevingsbronnen die nodig zijn voor participatie en veiligheid.
· Sociale inclusie: de mate waarin mensen toegang hebben tot en geïntegreerd zijn in diverse instituties en sociale relaties van het dagelijks leven.

Maken met de geschiedenis van het opbouwwerk, dat in het verleden niet alleen maar sociaalwerk-doelstellingen had.
  1. Welke andere begrippen kent u voor de bottom-up- én de top-downbenadering?
  2. Geef twee voorbeelden van de top-downbenadering, een uit de geschiedenis en een uit de huidige tijd. Leg per voorbeeld uit waarom het top-downbenaderingen zijn.
Leg uit waarom de bottom-upbenadering te maken heeft met het mobiliseren van de elementen en de politieke dimensie van het opbouwwerk.

a. Bottom-up: hervormingsgericht. (1 punt)
Top-down: paternalistisch. (1 punt)
b. Geschiedenis (uit de literatuur): Opbouw van de samenleving in de voormalige koloniën (na Tweede Wereldoorlog).

Huidige tijd: Vakbonden: goed opgeleide elite weet wat goed is voor de achterban

Drie doelgroepen zijn oververtegenwoordigd onder dakloze burgers. Welke drie groepen zijn dit en wat betekent deze informatie voor sociaal werkers die met daklozen te maken hebben?

Sociaal werkers die met daklozen te maken krijgen, dienen specialistische kennis (1 punt) te hebben vanuit verslavingszorg (1 punt), ggz (1 punt) en de zorg voor mensen met een beperking (1 punt). Max. 10 punten.

Leg uit wat het begrip fysieke en sociale kwetsbaarheid in zijn algemeenheid betekent en geef vervolgens drie kenmerken van die fysieke en sociale kwetsbaarheid

Fysieke en sociale kwetsbaarheid is een verzamelbegrip voor omgevingsgebonden factoren die van invloed zijn op de psychische (on)gezondheid. (2 punten per onderstreept begrip, max. 4 punten).
De drie kenmerken zijn:
· de sociale steun die iemand krijgt en ervaart
· iemands sociaal-economische status
· de kwaliteit van iemands directe woon- en leefsituatie (stad/platteland, klimaat, hoeveelheid licht en geluid, enzovoort).
2 punten per kenmerk, max. 6 punten (u mag het in eigen woorden formuleren). Max. 10 punten.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo