Samenvatting: Professionalisering En Deskundigheidsbevordering
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van professionalisering en deskundigheidsbevordering
-
16. samenwerken en begeleiden
Dit is een preview. Er zijn 6 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 02/04/2018
Laat hier meer flashcards zien -
Als je samenwerkt voer je regelmatig overleg, benoem twee belangrijke overleg vormen.
- werkoverleg: overleg tussen directe medewerkers over het werk, zoals activiteiten, organisatie, verdeling van taken.
- cliëntbespreking: afstemming van zorgverlening op de vragen en wensen van de cliënt.
-
Wat is het verschil tussen intercollegiale consultatie en intercollegiale toetsing?
- Intercollegiale consultatie; het voorleggen van een probleem( en zo mogelijk een voorstel tot oplossing) aan collega's om hun mening te horen en advies te krijgen.
- Intercollegiale toetsing; de kwaliteit van het werk beoordelen en toetsen samen met collega's
- Intercollegiale consultatie; het voorleggen van een probleem( en zo mogelijk een voorstel tot oplossing) aan collega's om hun mening te horen en advies te krijgen.
-
Je kunt op verschillende manieren naar de ondersteuning van stagiaires kijken. Je kunt als begeleider meer op afstand blijven en afwachten of de stagiaire zelf met vragen komt. je kunt er ook bovenop zitten en de stagiaire controleren. Dit noemen we begeleidingsstijlen, benoem drie stijlen en omschrijf hoe ze werken.
- sturen wil zeggen dat je richting geeft aan het handelen en de houding van de stagiaire.
- zelfsturing nu is de stagiaire in hoge mate zelf verantwoordelijk voor de te behalen leerdoelen en de resultaten.
- vraaggericht begeleiden waarbij de vraag van de stagiaire richtinggevend is voor jouw begeleiding.
-
Leg uit wat het competentiegericht begeleiden van stagiaires inhoud.
begeleiding die gericht is op het vergroten van de persoonlijke vermogens in plaats van op het vergroten van kennis.
competentiegericht leren berust op twee belangrijke peilers:- leren in een zo realistisch mogelijke situaties.
- toenemende zelfsturing doordat de medewerker vanuit de praktijkervaring zijn eigen leervragen formuleert. het vermogen om zelf te sturen, ontwikkelt zich gaandeweg.
-
1. organisatiedoelen
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 09/04/2018
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is het verschil tussen non-profitorganisaties, not-for-profit organisaties en profitorganisaties?
Bij profit organisaties word er winst gemaakt, dat is hun commercieel doel. Ze worden ook wel onderneming, bedrijf of zaak genoemd. Bij non-profit organisaties word geen winst gemaakt, zij hebben geen winstdoel maar een maatschappelijk doel. Deze organisaties worden ook vaak instelling genoemd, en volledig gesubsidieerd door de overheid (bv. politie). Not-for-profit organisaties worden voor een deel door de overheid gesubsidieerd, het andere deel komt van verzekeringen of directe cliënten. (bv. ziekenhuis). -
In het beleidsplan staat op welke wijze de organisatie haar doelen wil bereiken. Er komen in een organisatie op verschillende niveau's beleidsplannen voor die niet op individuele cliënten zijn gericht. Over welke plannen gaat het dan?
- een algemeen instellingsplan geeft de algemene grote lijnen aan, zoals; visie, doelen, doelgroepen, toekomst plannen, organisatiestructuur, financiën.
- in deelplannen worden onderdelen van het algemene beleid verder uitgewerkt, zoals; personeelsplan, arbobeleid, activiteitenbegeleiding, pedagogisch beleid.
-
Welke verschillende namen zijn er voor overkoepelende plannen voor individuele cliënten en wat houden ze in?
- het behandelplan is een benaming die de organisatie hanteert als een medicus de hoofd behandelaar is. Een medicus is de hoofdbehandelaar als er een medische oorzaak voor de hulpvraag is. Hij coördineert de totale behandeling en begeleiding.
- De naam zorgplan gebruikt een organisatie als medische behandeling niet of maar voor een klein deel een rol speelt. Het gaat hier om situaties waarin leven en wonen centraal staan.
- Het revalidatieplan is een overkoepelend plan, vergelijkbaar met zorgplan. Alleen staat nu de revalidatie centraal.
- Het ondersteuningsplan lijkt op het zorgplan, diverse werkvelden gebruiken het.
-
Overkoepelende plannen beslaan meer disciplines. Als uitwerking van het overkoepelende plan maakt elke discipline haar eigen deelplan. Ook de deelplannen zijn op de individuele cliënt gericht. Noem enkele voorbeelden van deelplannen.
- Behandelplan, hierin staat de behandeling beschreven. Ter verduidelijking komt er een discipline aan toegevoegd; ergobehandelplan, fysiobehandelplan, logobehandelplan.
- Begeleidingsplan, beschrijft alle doelen, termijnen en activiteiten die de begeleider uitvoert om de cliënt te ondersteunen bij het halen van zijn doelen en het oplossen van problemen.
- Activiteitenplan, de uitwerking van het ondersteuningsplan door de activiteitenbegeleider. Hierin staat de uitwerking van recreatieve, arbeidstherapeutische en andere activiteiten.
- Handelingsplan, op basisscholen hebben kinderen die problemen hebben en een structurele benadering vereisen zo'n plan. Deze hoeft niet afgeleid te zijn van een overkoepelend plan.
-
2. organisatiestructuur
Dit is een preview. Er zijn 10 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 16/04/2018
Laat hier meer flashcards zien -
In een organisatiestructuur kunnen we drie hoofdgroepen onderscheiden, drie soorten afdelingen. Welke?
- Lijnafdelingen, het primaire proces
- Ondersteunende afdelingen, ondersteuning primair proces
- Stafafdelingen, functionarissen met een adviserende taak.
-
Om ervoor te zorgen dat een organisatie een samenhangend geheel is dat gericht naar een doel werkt, is sturing en onderlinge afstemming nodig (coördinatie). Daarom is het nodig te regelen wie wat mag zeggen tegen wie en wie uiteindelijk beslist. Dit noemen we bevoegdheden. Benoem twee soorten bevoegdheden binnen een organisatie.
- Hiërarchische bevoegdheid: beslissingen nemen
- Adviesbevoegdheid: staffunctionarissen en andere deskundigen die adviezen geven.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden