Samenvatting: Projectmanagement En -Administratie
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Projectmanagement en -administratie
-
Toets
Dit is een preview. Er zijn 16 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 04/11/2015
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn de kenmerkende vraagstukken die bij deze disciplines centraal staan?:NatuurwetenschappenEcologieSociale wetenschappenEconomische wetenschappenRuimtelijke wetenschappen
Natuurwetenschappen: Fysieke stromen, afval, water, energie, aanvoer, afvoer, berging, cumulatie, ecologische voetafdruk, hitte-eiland, fijnstof, vervuiling.
Ecologie: Ecologie IN de stad, dagelijkse omgeving, bereikbare natuur dichtbij belangrijk voor kwaliteit van leven. Vergroten van natuurlijke rijkdom, soorten en habitat. Exoten en wat doe je ermee?
Sociale wetenschappen: Waarden, normen, wat vinden we van de natuur? Natuurwaardering, natuurbeleving. Verschillende culturen, culturele diversiteit, levenswijzen en hun milieueffecten.
Economische wetenschappen: Vaak geassocieerd met geld en geldstromen, geld verdienen, inkomen, werkgelegenheid, inkomensverdeling, bijblijven in de internationale concurrentie.
Ruimtelijke wetenschappen: Planologie, (landschaps) architectuur, stedenbouw, afstand en verbindingen, spoorwegen, snelwegen (zijn ook barrières) -
Waarom is (bijvoorbeeld) biodiversiteit ook een belangrijk economisch vraagstuk?
Met biodiversiteit zorg je voor veel grondstoffen en een beter milieu waardoor je daar ook meer gebruik van kan maken. Eén soort vis in de zee zou economisch slecht uitkomen. -
Wat zijn discussiepunten binnen de economie?
- Van lineair naar circulair
- Het welvaartsbegrip en het paradigma van de groei
- Waarderingsvraagstukken
- Van lineair naar circulair
-
Wat zijn collectieve goederen? Noem een paar voorbeelden.
Collectieve goederen zijn goederen die voor iedereen beschikbaar zijn. Voorbeelden zijn waterkeringen, organisatie en kwaliteit van rechtspraak, recreatiegebieden (openbare parken, openbare plassen). -
Hoe ontstaan kosten? Waarom worden kosten gemaakt?
Kosten ontstaan bij het produceren van een product, daar kun je denken aan grondstoffen, productiekosten, werknemers (loon), gebouw, materialen etc. Kosten en opbrengsten hebben invloed op het resultaat (winst of verlies) van een bedrijf. Ontvangsten en uitgaven hebben betrekking op de geldstroom van en naar een bedrijf of onderneming. -
Wanneer zijn kosten noodzakelijk en wanneer zijn kosten verspilling?
Kosten zijn noodzakelijk als zij bijdragen aan het realiseren van de opbrengsten. Het wordt verspilling wanneer het niet aan de opbrengst bijdraagt. -
Berekenen van de afschrijvingskosten. Gegeven: een gebouw wordt op 1 januari 2013 aangekocht voor 700.000 euro. De geschatte levensduur is 30 jaar. Daarna heeft het een restwaarde van 100.000 euro. De jaarlijkse afschrijvingskosten zijn een vast percentage van de aanschafwaarde. Wat is het jaarlijkse bedrag?
700.000-100.000=600.000
600.000/30=20.000
20.000 euro per jaar -
Vast percentage van de boekwaarde. Een bedrijfsauto met een aanschafwaarde van 80.000 euro wordt in 5 jaar afgeschreven met een jaarlijks percentage van 25% van de boekwaarde aan het begin van het jaar. Hoe verloopt de boekwaarde van deze auto? Wat is de restwaarde na 5 jaar?
(80.000/100)x25%=20.000 80.000-20.000=60.000 eerste jaar
(60.000/100)x25%=15.000 60.000-15.000=45.000 tweede jaar
(45.000/100)x25%= 11.250 45.000-11.250=33.750 derde jaar
(33.750/100)x25%= 8.437,5 33.750-8.437,5=25.312,5 vierde jaar
(25.312,5/100)x25%=6.328,125 25.312,5-6.328,125=18.984,38 vijfde jaar
Restwaarde na vijf jaar = 18.984,38 euro -
Een gebouw wordt op 1 januari 2013 aangekocht voor 800.000 euro. De geschatte levensduur is 50 jaar. Daarna heeft het een restwaarde van 150.000 euro. Wat is het vaste percentage boekwaarde over die 50 jaar?
Formule vast percentage boekwaarde
=[1-(restwaarde/aanschafwaarde)^1/n]x100%
[1-(150.000/800.000)^1/50]x100%=
[1-(0,1875^0.02)]x100%=
[1-0.967]x100%=3.3% per jaar -
Brutosalaris is 2400 euro per maand. Ga uit van 8% vakantietoeslag en een 13e maand van 475 euro. Er zijn 4 werknemers die dit loon ontvangen. Wat zijn de totale loonkosten voor de werkgever per jaar?
2400x12=28.800
(28.800/100)x8%=2304
2304+28.800+475=31.579
31.579x4=126.316 euro per jaar
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden